Data
- Date:
- 06-03-2002
- Country:
- Belgium
- Number:
- A.R.01/2703
- Court:
- Rechtbank van Koophandel, Hasselt
- Parties:
- Roelants Eurosprint B.V. v. Beltronic Engineering International B.V.B.A.
Keywords
INTERPRETATION OF CISG - RECOURSE TO FOREIGN CASE LAW
NON CONFORMITY OF GOODS - TIME OF EXAMINATION (ART. 38 CISG) - EXAMINATION BY SAMPLE
NON CONFORMITY OF GOODS - TIME OF NOTICE (ART. 39(1) CISG)- REASONABLE TIME - NOTICE AFTER RECEIVING CUSTOMER'S COMPLAINTS USUALLY NOT TIMELY
DAMAGES (ART. 74 CISG) – RIGHT TO INTEREST (ART. 78 CISG)
Abstract
A Belgian buyer, who was in a longstanding business relationship with a Dutch seller, bought from the latter rolls with printed numbers to be resold to retailers. After receiving complaints from its clients, the buyer refused to pay and returned part of the goods alleging their lack of conformity (bad printing and perforations). The seller sued the buyer for payment of the price.
The Court held that the buyer had not examined the goods as soon as possible under the circumstances (Art. 38 CISG) nor had it given notice of the lack of conformity within a reasonable time (Art. 39 CISG). Since the buyer doubted the quality of previous deliveries, it should have examined at least samples of the following ones immediately after receiving them. A notice given only after receipt of client's complaints (almost five and two months of the contested deliveries) was not timely, all the more so since case law applying CISG interprets Arts. 38 and 39 CISG strictly. In order to reach this conclusion the Court referred also to foreign case law on CISG.
Thus, the buyer was ordered to pay the price plus damages and interest according to Arts. 74 and 78 CISG.
Fulltext
De rechtbank van koophandel te Hasselt, eerste kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken:
in zake:
A.R.01/2703 - , vennootschap naar Nederlands recht, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te NL. VEENDAM (NEDERLAND), De Zwaaikom, 2;
eiseres, verweerster op tegeneis, die verschenen is door meester J. Geurts loco J. De Koekelaere, advocaat te 9660 BRAKEL-ELST, Ommegangstraat, 15, die conclusies heeft genomen en gepleit heeft in het Nederlands;
tegen
, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 3850 NIEUWERKERKEN, Tegelrijstraat 183 en die ingeschreven is in het handelsregister te Hasselt onder het nummer 97.358;
verweerster, eiseres op tegeneis, die verschenen is door meester Snick loco E. Monard, advocaat te 3500 Hasselt, Gouverneur Roppesingel, 131, die conclusies heeft genomen en gepleit in het Nederlands.
Volgt het vonnis.
Bij inleidend exploot van het ambt van D. Palet, plaatsvervanger van gerechtsdeurwaarder F. Jennen te Kermt van 24 september 01 liet eiseres dagvaarding uitreiken aan verweerster tot betaling van € 40.965,46, de gerechtelijke interesten op € 38.624,91 en de kosten.
Het bedrag van € 40.965,46 is samengesteld in HFL, als volgt:
Factuur 23 juni 00 HFL 36.000,00
Factuur 21 augustus 00 HFL 36.000,00
Factuur 26 oktober 00 HFL 37.872,00
Factuur 25 januari 01 HFL 36.000,00
145.872,00
interesten tot 19 januari 01 3.508,00
deelbetaling 19 januari 01 - 72.000,00
saldo art. 1254 B.W. HFL 77.380,08
interest tot op datum dagvaarding HFL 5.158,67
forfaitaire schadevergoeding 10 % HFL 7.738.01
HFL 90.276,76
Bij conclusies neergelegd ter griffie op 23 november 01 deed verweerster een tegeneis tot betaling van € 6.197,34, hetzij 250.000,- fr.
Ter zitting van 27 februari 2002 is Mr. Geurts verschenen loco Mr. De Koekelaere voor eiseres en Mr. Snick loco Mr. Monard voor verweerster, zij hebben gepleit, hun vroeger neergelegde conclusies gehandhaafd en een dossier neergelegd.
IN FEITE:
Eiseres levert gedurende jaren aan verweerster bedrukte volgnummerrollen, bestemd voor de kleinhandel.
Hoewel verweerster voorhoudt dat tussen partijen de gewoonte bestond dat verweerster bij elke levering pas de vorige levering diende te betalen, vermelden de facturen betaling 30 dagen netto na factuurdatum.
Eind 2000 bracht de heer (heren?) Looijer van verweerster een bezoek aan eiseres. Op dat ogenblik stonden facturen van 3 leveringen open voor HFL 109.872,00.
Op 22 januari 01 vond een nieuwe levering plaats, nadat verweerster een cheque van HFL 72.000 had laten toekomen. Die nieuwe levering gaf aanleiding tot de factuur van 25 januari 01.
Op 6 februari 01 schreef eiseres aan verweerster:
"Hierbij bevestigen wij u dat wij 5 februari jl. van onze bank het bericht ontvingen dat de door u ingestuurde betalingscheque à f. 72.000, 00 ongedekt blijkt te zijn. De bank heeft inmiddels het eerder aan u overgemaakte bedrag teruggevorderd... Wij vinden het zeer spijtig dat met name na het bezoek van de beide heren Looyer aan Eurosprint, waarbij uitdrukkelijk is afgesproken over de te lang openstaande facturen, dit uitblijven van de afgesproken betaling à f. 72.000 een feit is geworden. Wij hebben sinds de samenwerking altijd problemen gehad met de manier van betaling door Belux/Beltronic, namelijk het insturen van een betalingscheque en vaak veel te laat, maar gezien de jarenlange relatie hebben wij a altijd het vertrouwen gegeven. Ook voorafgaand aan de laatste levering van 22 januari jl. hebben wij wederom contact gehad over de veel te lange openstaande fakturen. Wij spraken of dat u f. 72.000,00 zou betalen, waarna wij de volgnummers af zouden sturen. Na het ontvangen van de cheque en het insturen naar onze bank hebben wij, wederom uit goed vertrouwen, het drukwerk naar u afgestuurd. Bet feit dat u ons een ongedekte cheque heeft toegestuurd lijkt ons in de eerste plaats zeer ongepast en heeft het vertrouwen in Belux/Beltronic danig geschaad. Tevens is het nu openstaande bedrag dat wij van u te goed hebben voor geleverd drukwerk opgelopen tot +/- 150.000,00. Het moge duidelijk zijn dat wij deze gang van zaken niet kunnen accepteren, en zien graag de betaling van de openstaande facturen per omgaand tegemoet. Wij accepteren geen betalingscheques maar verwachten dat u de betaling telefonisch aan ons overmaakt. Wanneer uw betaling eind van deze week niet op onze rekening is bijgeboekt dan zijn wij genoodzaakt een incasso-procedure te starten.”
Blijkbaar is enige dagen erna de betaling wel tussengekomen.
Op 16 maart 01 (het bewijs van aangetekende zending is van 20 maart 01) schrijft verweerster aan eiseres:
"Tot onze spijt dienen wij uw facturen 5924 en 6547 te protesteren. De bonrollen in kwestie voldoen niet aan de kwaliteitsnormen en diverse zendingen hebben wij reeds terug ontvangen van klanten. Het probleem situeert zich in het gestanste gedeelte waardoor de bonnen slecht kunnen worden losgetrokken - zoals gemeld vertoonden ook vorige leveringen reeds dit mankement - en anderzijds blijkt nu ook de bedrukking zeer gebrekkig (slecht bedrukt, cijfers dubbel geprint). Het spreekt voor zich dat wij dergelijke "kwaliteit" niet kunnen accepteren. Het restant van de betreffende zendingen zal a dan ook worden geretourneerd.”
Op 26 april 01 faxt eiseres terug:
"Met excuses voor de late reacties op uw brief, ontvangen op 26 maart jl., doen wij a hierbij de bevestiging toekomen de in uw brief genoemde klacht inzake de bonrollen in behandeling te hebben genomen. In uw brief heeft u genoemd de afgekeurde bonrollen aan ons te retourneren. Dit is tot op heden niet gebeurd. Graag ontvingen wij per omgaande de afgekeurde bonrollen, zodat wij uw klacht kunnen onderzoeken. Het moge duidelijk zijn dat wanneer de geretourneerde bonrollen niet aan de kwaliteitsnormen voldoen wij deze rollen per omgaande zullen crediteren. Daar uw klacht maanden na levering bij ons geplaatst is, en u vooraf aan de klacht de rekeningen nog niet had betaald, verzoeken wij u per omgaande de afgekeurde bonrollen te retourneren.”
Op 10 mei 01 antwoordt verweerster:
"Wij berichten u goede ontvangst van uw faxbericht van 26 april jl. Graag hadden wij echter u erop geattendeerd dat onze klacht niet maanden na datum levering bij u werd gedeponeerd maar reeds onderwerp van gesprek was ten tijden van het bezoek van MM. Looijer aan uw bedrijf maanden voordien. Toen werd ten andere afgesproken dat de nodige technische aanpassingen zouden gebeuren (stansmessen, nummercylinder...) om de problemen op te lossen in de toekomst. Wat klaarblijkelijk niet is gebeurd.”
Blijkbaar op 22 mei 01 bezorgt verweerster een aantal rollen terug.
Op 31 mei 01 schrijft eiseres daarop 2 brieven aan verweerster, als volgt:
"Geachte heer Dusart,
Omdat ik u al sinds twee weken niet telefonisch kan bereiken stuur ik a deze fax.
Naar aanleiding van de retourzending volgnummers Belux zijn wij een onderzoek gestart naar uw genoemde op? en aanmerkingen omtrent de kwaliteit (perforatie en bedrukking). Zoals wij echter hebben kunnen constateren werkt de perforatie van de teruggestuurde volgnummers naar behoren en wijkt de kwaliteit van de bedrukking niet of van de kwaliteit die wij al jaren aan u leveren. Daarnaast hebben wij ook geen modellen met de door u geconstateerde afwijkingen ontvangen. Gezien dit feit zullen wij de gehele partij nogmaals doorlopen en opnieuw verpakken. Waarna wij de gehele partij, onaangebroken dozen, aan u zullen retourneren.
Gezien onze jarenlange relatie met uw bedrijf willen wij u uit coulance een eenmalige korting van 10% zijnde f 11.080,80 op de nog openstaande facturen aanbieden. Het betreft hier de facturen 5924 ten bedrage van f 37.872,00 en 6547 ten bedrage van f 36.000,00. Wij verzoeken u derhalve om het restant van f 62.791,20 per omgaande aan ons over te maken.”
"Hierbij doe ik u mijn reactie op uw schrijven d.d. 18 juni jl. toekomen.
Met verbazing heb ik de inhoud van uw brief tot mij genomen. Uw stelling omtrent het bezoek van de heer MM Looijer is in mijn optiek volledig uit verband gehaald. De heer Looijer is in het kader van de jarenlange relatie met Roelants-Schiedam b.v. naar Veendam gekomen om het nieuwe Roelants Europrint te bezichtigen. Tijdens zijn bezoek is er inderdaad gesproken over de kwaliteit van de volgnummers. Hij gaf aan dat er in de toenmalige levering een aantal volgnummers waren gevonden waarvan de nummering wat minder goed bedrukt was dan gebruikelijk. Ook zouden er volgnummers zijn gevonden die minder goed scheurden.
Volgens de heer Looijer was er geen enkele reden voor afkeuren van de part, maar heeft hij mij wel verzocht een en ander na te gaan. Ik heb de heer Looijer destijds beloofd dat ik de technische staat van de perforatielijnen en de nummercylinder zou laten controleren en zo nodig in onderhoud te nemen. Dit is ook gebeurd; de perforatielijnen zijn uit voorzorgsmaatregelen door onze technische dienst geslepen en de nummercylinder is volledig gereinigd.
Dat volgens a besproken zou zijn dat de specificaties van de volgnummers, zoals wij die sinds jaar en dag leveren aan Belux Mondial / Bel-Tronic, niet meer aanvaardbaar zouden zijn voor de toekomst is compleet nieuw voor mij.
Zoals ik a gemeld heb in mijn brief d.d. 31 mei jl., is de door u geretourneerde partij gecontroleerd en hebben wij geen afwijkingen kunnen constateren. U heeft niet gereageerd op mijn opmerking dat wij geen modellen van u hebben ontvangen waarmee a de vermeende afwijkingen aan zou kunnen tonen. In mijn optiek is uw klacht dus ongegrond.
Daarnaast verwijs ik naar de algemene leveringsvoorwaarden voor de grafische industrie, waarin is opgenomen dat wij, wanneer er werkelijk sprake zou zijn van een gegronde klacht, te allen tijde in staat gesteld moeten worden door de afnemer om een partij opnieuw te produceren en uit te leveren. Daar u in uw brieven alleen geïnteresseerd bent in creditnota's voor de wederom veel te lang openstaande facturen, en u blijkbaar zelf geen leveringsproblemen heeft door het feit dat u de volgnummers nog niet van ons retour heeft ontvangen, heb ik een sterk vermoeden dat u op een wel heel goedkope manier van uw betalingsverplichting of wilt komen.
Gezien het feit dat u op geen enkele medewerking wenst te verlenen om tot een goede oplossing te komen inzake dit geschil, en u in mijn optiek ten doel heeft gesteld niet tot betaling over te gaan, rest mij geen andere mogelijkheid om u door de rechter te laten dwingen uw betalingsverplichting na te komen.
Het dossier zal ik per omgaande aan onze advocaat overhandigen, waarna hij een en ander juridisch met u zal afhandelen.”
Op 20 juni 01 antwoordt verweerster:
"Wij berichten u goede ontvangst van uw schrijven van 31 mei jl. Wij herhalen de klacht zoals verwoord in ons schrijven van 16 maart jl. dat de bonnen slecht kunnen worden losgetrokken en de gebrekkige drukkwaliteit. Gezien de reacties van onze klanten dienaangaande kunt u begrijpen dat wij niet wensen nogmaals een poging te doen dezelfde zending terug te ontvangen en opnieuw te distribueren. Wij vragen bijgevolg een volledige creditering van betreffende facturen. Temeer daar u zegt dat de kwaliteit niet zou afwijken van voorgaande jaren: juist omwille van deze " kwaliteit" hebben MM. Looijer u bezocht en gemeld dat deze onaanvaardbaar was voor de toekomst. Zoals vermeld in ons schrUven van 10 mei wend met u afgesproken om voor de komende leveringen de nodige technische aanpassingen te doen (nieuwe stansmessen, nummercylinder). Klaarblijkelijk is die niet gebeurd met deze slechte zendingen als resultaat.”
In verdere briefwisseling blijven partijen op hun standpunt en eiseres vertrouwt haar schuldvordering toe aan een inningskantoor. Verweerster beroept zich tegenover dat kantoor op haar protest. Het inningskantoor stelt dan op 6 augustus 0l voor dat verweerster de openstaande hoofdsom voor 50 % van de openstaande hoofdsom tegen finale kwijting betaalt en dat de door haar teruggestuurde goederen worden terug gezonden. Op 6 augustus 01 antwoordt verweerster niet akkoord te kunnen gaan. Eiseres schakelt een raadsman in. Op diens ingebrekestelling antwoordt verweerster opnieuw dat de facturen geprotesteerd werden en goederen geretourneerd.
De raadsman van eiseres antwoordt op 17 september 01:
1) de klachten zijn laattijdig;
2) de klachten zijn niet terecht;
3) bij de retournering van volgnummers zijn er bij die voortspruiten uit voorafgaande reeds betaalde leveringen, zij het dan ook dat deze betalingen veel te laattijdig zijn gebeurd;
4) zelfs indien uw retourneringen aanvaard zouden worden - quod non - en gecrediteerd zouden worden zou nog zo wat 34.000 HFL in hoofdsom blijven openstaan.
STANDPUNT VAN DE PARTIJEN:
Partijen gaan akkoord over het feit dat op hun onderlinge relaties in rechte het Weens Koopverdrag van toepassing is.
Volgens eiseres beroept verweerster zich ten onrechte op het feit dat sedert maart 00 reclamaties hangend zijn, hoewel er achteraf pas reclamaties werden geuit tegen leveringen van oktober en januari 02. Die reclamaties zijn pas geformuleerd na formele ingebrekestelling van 6 februari 01. In die omstandigheden voldoet verweerster volgens eiseres niet aan art. 38/1 van het Weens Koopverdrag. Eiseres beroept zich op art. 35/2/b en c Weens Koopverdrag gezien uit de stukken blijkt dat de gekende kwaliteit werd geleverd, is zij van oordeel dat er geen reden is om dergelijke bedragen in te houden.
Verweerster is van oordeel dat eiseres zich ten onrechte beroept op art. 38,1 Weens Koopverdrag. Zij is van oordeel dat van haar niet kan verwacht worden dat zij de gebreken ontdekte nu deze slechts met een effectief gebruik ervan aan het licht konden komen. Zij kon de rollen moeilijk alle gaan afrollen om na te gaan hoe de kwaliteit was. Zij meent dat zij niet laattijdig was met haar protest gelet op het feit dat zij zelf de eerste klachten van haar cliënteel pas ontving op 12 februari 01. Zij wijst er op dat de laattijdigheid door eiseres in tempore non suspecto nooit werd opgeworpen.
BEOORDELING:
Art. 38, 1 van het Weens Koopverdrag voorziet dat de koper de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden, zo kort mogelijke termijn moet keuren of doen keuren. Art. 39,1 Weens Koopverdrag voorziet dat de koper het recht verliest om er zich op te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken, de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming.
De termijn, waarbinnen de koper de zaken moet keuren vangt aan bij de levering te dezen naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de levering, die het voorwerp uitmaakt van de factuur van 26 oktober 00, op die datum en de levering, die het voorwerp uitmaakt van de factuur van 25 januari 01 op 22 januari 01.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster ten onrechte gewacht tot zij reclamaties ontving van haar afnemers. Indien de kwaliteit van de leveringen voorwerp van de facturen van 23 juni 00 en 21 augustus 00 twijfelachtig was, zoals verweerster beweert, waren de omstandigheden, waarover art. 38/1 Weens Koopverdrag het heeft van die aard, dat verweerster al was het steekproefsgewijze onmiddellijk na levering diende na tegaan wat de kwaliteit was van de leveringen van 26 oktober 00 en 22 januari 01. Rechtspraak in verband met het Weens Koopverdrag heeft reeds beslist dat het feit dat de koper slechts protesteert, nadat zijn eigen koper hem op de hoogte bracht van een afwijking, een aanwijzing is dat de koper nalatig is geweest (Pretura di Locarno-Campagna, 27 april 1992, ongepubliceerd, besproken in Bundesambt für Justiz. "Rechtssprechung zum Wiener Kaufrecht", S.Z.I.E.R., 1993, 665 aangehaald door P. Wautelet, "De verplichtingen van de koper" in Van Houtte H., Erauw J. en Wautelet P., Het Weens Koopverdrag, Intersentia, 1997, randnummer 5.42 voetnoot 113).
Over het algemeen is de rechtspraak streng over de redelijke termijn binnen de welke het protest dient uitgebracht (P. Wautelet, "De verplichtingen van de koper" in op. cit., randnummer 5.51). Reclamaties na een ingebrekestelling wegens laattijdige betalingen zijn overigens verdacht (P. Wautelet. "De verplichtingen van de koper" in op.cit., randnummer 5.50).
Met het feit dat eiseres in haar brief van 20 april 01 stelde "de klacht in behandeling te hebben genomen", vroeg de afgekeurde bonrollen te retourneren en dat "wanneer de geretourneerde bonrollen niet aan de kwaliteitsnormen voldoen zij deze rollen per omgaande zou crediteren" wordt geen rekening gehouden nu eiseres een en ander afhankelijk stelde van "het per omgaande de afgekeurde bonrollen te retourneren", "daar uw klacht maanden na datum levering bij ons geplaatst is" en nu verweerster niet per omgaande de rollen retourneerde maar daarmee wachtte tot 22 mei 01.
Het gesprek van eind 2000 tussen partijen kan niet beschouwd worden als een protest, vermits de juiste inhoud van dit gesprek niet bewezen is en in die omstandigheden moeilijk als een formeel protest kan worden beschouwd (volgens eiseres ging het gesprek hoofdzakelijk over de betalingsachterstand en werd er slechts melding gemaakt van een aantal volgnummers waarvan de nummering wat minder duidelijk was gebruikelijk en die minder goed scheurden, maar was er geen enkele reden voor het afkeuren van de partij).
In die omstandigheden is het protest van 20 maart 01 laattijdig.
Art. 39 van het Weens Koopverdrag vindt clan ook ter zake toepassing en de eis wordt toegekend.
De gevorderde interesten en de schade vinden hun oorsprong in art. 74 en 78 van het Weens Koopverdrag. Het feit of de algemene voorwaarden al dan niet tegenstelbaar zijn is niet relevant.
De tegeneis is toelaatbaar, maar ongegrond.
De voorschriften van art. 2-30 tot 37,van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd.
OM DEZE REDENEN,
beslist de rechtbank, na beraadslaging, op tegenspraak:
verklaart de eis toelaatbaar en gegrond,
verklaart de tegeneis toelaatbaar, maar ongegrond,
veroordeelt verweerster tot betaling aan eiseres van € 40.965,81 meer de gerechtelijke interesten op € 38.624,90 en de kosten, niet vereffend in hoofde van eiseres bij gebrek aan omstandige opgave van staat aan de rechtbank en vereffend in hoofde van verweerster op € 327,22,
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor € 12.531,96, ondanks alle verhaal en zonder borgstelling.
(…)}}
Source
Abstract:
- Courtesy of Dr. Caroline Cauffman, Institute for International Trade Law, University of Leuven
Original text in Dutch:
- Available at the Internet site of the University of Leuven, Institute for International Trade Law http://www.law.kuleuven.ac.b}}