Data
- Date:
- 31-01-2002
- Country:
- Belgium
- Number:
- 2000/AR/1466
- Court:
- Hof van Beroep, Gent
- Parties:
- Braaten & Stenbak AS v. N.V. Van Damme Candy and N.V. Candydtrade
Keywords
JURISDICTION – 1968 BRUSSELS CONVENTION – PLACE OF PAYMENT - SELLER'S PLACE OF BUSINESS (ART. 57 CISG)
SCOPE OF CISG - MANNER OF PAYMENT - MATTER EXCLUDED FROM CISG - DOMESTIC LAW APPLICABLE
Abstract
A Belgian seller sold candy to a Norwegian buyer. When the seller asked for payment, the buyer stated that its subsidiary had (accidentally) paid to the seller's sister company and refused to pay again. The seller sued the buyer for payment in the Rechtbank van Koophandel (Commercial Court of first instance) of Dendermonde. The Court upheld the seller's claim. The buyer appealed.
As to the question of jurisdiction, the Court applied Art. 5(1) of the 1968 Brussels Convention, which states that a person domiciled in a contracting State may be sued in the Court of the place of performance for the contractual obligation in dispute (i.e. place of payment). In order to determine the place of payment the Court applied Art. 57(1)(a) CISG and found that it was the seller’s place of business in Belgium. Therefore the Belgian courts had jurisdiction.
As to the merits, the Court observed that CISG does not contain any provision on the way in which payment should be made. Therefore, the otherwise applicable domestic law (i.e. Belgian law) should govern that issue. Under Belgian law the Court found that payment to the subsidiary had to be considered as a good payment and upheld the buyer's claim.
Fulltext
BRAATEN & STENBAK AS, vennootschap naar het recht van Noorwegen, met maatschappelijke zetel te 1440 Drobak (Noorwegen), Holter Industrieomrade en ingeschreven in het cenrtrale handelsregister van Noorwegen onder nr. 945.769.289,
appellante, hebbende als raadsman mr. Mia Declercq, advocaat te 1050 Brussel, Louizalaan 149, 85`e verdieping, alwaar zij woonst kiest,
tegen
N.V. VAN DAMME CANDY, met maatschappelijke zetel te 9230 Wetteren, Voordestraat 34 en ingeschreven in het handelsregister to Dendermonde oder nr. 64.491,
geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. Jo Van de Velde, advocaat te 9230 Wetteren, Jan Broeckaertlaan 41,
en mede inzake
N.V. CANDYDTRADE, met maatschappelijke zetel te 9270 Kalken, Hooistraat z/n en ingeschreven in het handelsregister te Dendermonde onder nr. A 7696,
gedaagde in gedwongen tussenkomst, hebbende als raadsman mr. Jo Van de Velde, voornoemd,
velt het Hof volgend arrest:
Partijen werden gehoord in openbare terechtzitting en de stukken werden ingezien.
1. Gegevens van de zaak in beroep:
1.1. BRAATEN & STENBAK AS stelde op 7 juli 2000 hoger beroep in tegen het vonnis van 30 december 1999 van de derde kamer van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Dendermonde. Op 12 september 2000 dagvaardde zij CANDYTRADE NV in gedwongen tussenkomst.
1.2. De blijvende betwistingen betreffen:
1.2.1. de rechtsmacht van de Belgische rechter om kennis te nemen van de eis van VAN DAMME CANDY NV. Deze eis strekt tot de betaling van de facturen nrs. 980.191 en 980.206, die VAN DAMME CANDY NV op 1 en 29 oktober 1998 uitschreef op naam van de vennootschap naar Noors recht BRAATEN & STENBAK AS voor een bestelling van snoepgoed door BRAATEN & STENBAKAS, die aan EUROCONSUMAS moest geleverd worden.
1.2.1. de gegrondheid van deze vordering. VAN DAMME CANDY NV stelt dat zij van BRAATEN & STENBAK AS geen betaling van deze facturen bekwam. BRAATEN & STENBAK AS antwoordt, dat VAN DAMME CANDY NV wel betaling bekwam, zij het dan vanwege EUROCONSUM AS die op 10 december en 31 december 1998 (= de valutadata) de facturen op rekening van CANDYTRADE NV vereffende, die op haar beurt de betaling op de rekening van VAN DAMME CANDY NV overschreef. EUROCONSUM AS blijkt een dochtervennootschap van BRAATEN & STENBAK AS te zijn; CANDYTRADE NV een zustervennootschap van VAN DAMME CANDY NV.
1.2.3. gesteld dat de vordering van VAN DAMME CANDY NV tegenover BRAATEN & STENBAK AS gegrond zou zijn, de gegrondheid van de eis in gedwongen tussenkomst die BRAATEN & STENBAK AS tegenover CANDYTRADE NV op 12 september 2000 instelde. Deze eis strekt ertoe voor recht te zeggen, dat CANDYTRADE NV een fout beging door zonder nadere precisering de betalingen - die zij van EUROCONSUM AS voor rekening van BRAATEN & STENBAK AS ontving - aan VAN DAMME CANDY NV door te storten, en voor recht te zeggen dat BRAATEN & STENBAK AS dan ook gerechtigd is om terugbetaling en/of schadevergoeding van CANDYTRADE NV te eisen.
1.3. De eerste rechter weerhield - bij toepassing van artikel 5 EEX en bij toepassing van artikel 57, 1° A van het Weens Koopverdrag - de rechtsmacht van de Belgische rechter.
Hij verklaarde de eis van VAN DAMME CANDY NV tegenover BRAATEN & STENBAK AS gegrond op de overwegingen, dat de betaling van EUROCONSUM AS aan CANDYTRADE NV een betaling aan een verkeerde rechtspersoon uitmaakte, die niet bevrijdend kon werken, aangezien CANDYTRADE NV geen volmacht had om voor VAN DAMME CANDY NV de betaling te ontvangen en deze laatste de betaling niet heeft bekrachtigd en er ook geen voordeel heeft uitgetrokken.
Verder stelde hij ook vast, dat EUROCONSUM As de schuldenaar was van VAN DAMME CANDY NV en dat deze laatste de betaling - die zij vanwege CANDY TRADE NV zonder nadere precisering ontving - mocht toerekenen op de schulden van EUROCONSUM AS.
2.. Beoordeling:
2.1. Het Hof weerhoudt de rechtsmacht van de Belgische rechtbanken en naast de toepassing van het Weens Koopverdrag op de internationale koop/verkoop die voorligt, ook de toepassing van het Belgisch recht.
2.1.1. Het hoger beroep stelde partijen in de mogelijkheid om zich uit te spreken over de toepassing van artikel 5 EEX en artikel 57,1° A van het Weens Koopverdrag, die voorzien dat de Belgische rechtbanken zich kunnen uitspreken over de eis van VAN DAMME CANDY NV, die strekt tot de betaling van haar facturen.
De eis stoelt op een internationale verkoop die na goedkeuring van het Weens Koopverdrag door België op 1 november 1997 en door Noorwegen op 1 augustus 1989 de verhouding beheerst tussen VAN DAMME CANDY NV en BRAATEN & STENBAK AS.
De bestelbons bedongen een betaling op 60 dagen na levering (zie stuk 1 en 3 in de bundel van BRAATEN & STENBAK AS), zodat BRAATEN & STENBAK AS als koper - bij gebrek aan nadere precisering - de betaling bij toepassing van artikel 57,1°-a van het Weens Koopverdrag verschuldigd was op de zetel van VAN DAMME CANDY NV als verkoper. Artikel 57,1°-b is hier niet van toepassing, waar BRAATEN & STENBAK AS de betaling niet verschuldigd was tegen afgifte van de goederen bij EUROCONSUM AS.
Artikel 5,1° EEX liet VAN DAMME CANDY NV dan ook toe, om BRAATEN & STENBAK AS voor de uitvoering van haar betalingsverbintenis voor de Belgische rechter te dagvaarden.
2.1.2. Met partijen weerhoudt het Hof naast de toepassing van het Weens Koopverdrag, ook de toepassing van het Belgisch recht.
De overeenkomst tussen partijen bepaalt geen modaliteiten van betaling en het Weens Koopverdrag bevat evenmin een regeling van de manier waarop betaald moet worden, zodat hier naar het nationaal recht van de verkoper moet worden teruggegrepen, zij krachtens het Belgisch internationaal privaat recht het recht van de plaats waar de betalingsverbintenis moet worden uitgevoerd.
2.2. VAN DAMME CANDY NV bekwam van de leveringen, die zij voor rekening van BRAATEN & STENBAK AS bij EUROCONSUM AS uitvoerde, betaling. Het gegeven dat EUROCONSUM AS als dochtervennootschap van BRAATEN & STENBAK AS de betalingen voor rekening van BRAATEN & STENBAK AS heeft uitgevoerd op rekening van CANDYTRADE NV die op haar beurt de betalingen heeft door gestort aan haar zustervennootschap VAN DAMME CANDY NV, laat VAN DAMME CANDY NV niet toe aanspraak maken op een tweede betaling.
2.2.1. Uit de overgelegde stukken volgt dat VAN DAMME CANDY NV bereid was, om verder bestellingen te leveren aan EUROCONSUM AS. Zo weerhouden de facturen die VAN DAMME CANDY NV uitschreef als leveringsadres: EUROCONSUM A/S HOLTER - INDUSTRIEOMRAEDE N-144O DROEBAK.
De overlegde stukken bewijzen anderzijds niet, dat VAN DAMME CANDY NV tot de uitvoering van de bestellingen overging onder de sluitende afspraak, dat alleen BRAATEN & STENBAK AS - met uitsluiting van EUROCONSUM AS - voor betaling van de leveringen moest zorgen of onder de voorwaarde dat EUROCONSUM AS op haar openstaande schuld enige aanbetaling zou doen.
BRAATEN & STENBAK AS zag er als schuldenaar op toe, dat VAN DAMME CANDY NV betaling bekwam en dat de betalingen bij toepassing van artikel 1253 van het burgerlijk wetboek ook duidelijk werden toegerekend op de facturen nrs. 980.191 van 1 oktober 1998 en 980.206 van 29 oktober 1998. Zo vermeldde haar dochterbedrijf EUROCONSUM AS in haar bankoverschrijvingen expliciet, dat zij de facturen nrs. 980.191 van 1 oktober 1998 en 980.206 van 29 oktober 1998 vereffende.
2.2.2. Geen enkele wettelijke bepaling belette BRAATEN & STENBAK AS om haar dochterbedrijf EUROCONSUM AS - dat tegenover haar zelf schuldenaar was geworden - te vragen, om de facturen nrs. 980.191 en 980.206 te vereffenen (zie onder andere De Page, Tome III, nr. 405 - d) en als geïntresseerde derde kon EUROCONSUM AS de betalingsverbintenis die de moeder op zich had genomen, ook op zich te nemen.
VAN DAMME CANDY NV had wel de betaling kunnen weigeren, zo zij een rechtmatig belang had kunnen aantonen (artikel 1237 van het burgerlijk wetboek; De Page, Tome III, nr. 403; J. Van Damme, Aspects juridiques du parement par un tiers, R.C.J.B. 1974, pagina 242). Zij heeft de betalingen die EUROCONSUM AS voor rekening van BRAATEN & STENBAK AS heeft verricht, na ontvangst via haar zustervennootschap evenwel aanvaard en er voordeel uit getrokken (artikel 1239 van het burgerlijk wetboek).
- Door de overschrijvingen die EUROCONSUM AS voor rekening van BRAATEN & STENBAK AS verrichtte, bekwam VAN DAMME CANDY NV juist betaling van haar facturen nrs 980.191 en 980.206.
- Verder laat geen enkel gegeven veronderstellen, dat EUROCONSUM AS dat in zware financiële moeilijkheden verkeerde en kort na de transactie failliet werd verklaard - nog een betaling aan VAN DAMME CANDY NV zou verricht hebben, ware het niet dat haar moedermaatschappij zich had verbonden voor de betaling van de twee laatste leveringen.
- VAN DAMME CANDY NV heeft de betalingen, die EUROCONSUM AS voor de schuld van BRAATEN & STENBAK AS uitvoerde, verder niet geweigerd omdat zij er belang bij zou gehad hebben dat de schuld door de schuldenaar zelf werd voldaan. Zij heeft de betalingen aanvaard en wenst alleen de betaling op de schuld van EUROCONSUM AS toe te rekenen tegen de toerekening in, die EUROCONSUM AS bij haar betalingen heeft gemaakt (zie artikel 1237 van het burgerlijk wetboek).
2.2.3 VAN DAMME CANDY NV kan niet terugkomen op de toerekening van de betalingen, die haar schuldenaar overeenkomstig artikel 1253 van het burgerlijk wetboek kon maken en maakte.
- VAN DAMME CANDY NV kan feitelijk niet voorbijgegaan zijn aan de toerekening van de betalingen, die haar schuldenaar maakte. Zowel VAN DAMME CANDY NV als CANDYTRADE NV maakten deel uit van de GROEP VANDAMME (member of Van Damme Group), met Willy Van Damme als gedelegeerd bestuurder. Het zonder meer doorstorten van de betalingen wijst op een interne verrichting binnen deze groep en een verstandhouding tussen de twee vennootschappen van de groep.
- VAN DAMME CANDY NV en CANDYTRADE NV bewijzen hun beweringen niet, dat CANDYTRADE NV in opdracht van EUROCONSUM AS (na telefonische instructies) de betalingen zou door gestort hebben. Met deze bewering probeert VAN DAMME CANDY NV een tweede maal betaling te bekomen, waar CANDYTRADE NV aldus een fout zou begaan hebben tegenover EUROCONSUM As door de toerekening van de betalingen niet door te geven. De rechter kan evenwel niet steunen op beweringen van een partij in haar eigen zaak, tenzij ze door andere gegevens of verdere vermoedens worden gestaafd (Cass. 17.04.1989, RW. 1989/90, pg. 401). Daarenboven weerhield het Hof hiervoor al, dat de feitelijke gegevens van de zaak niet toelaten om aan te nemen, dat VAN DAMME CANDY NV geen weet zou gehad hebben van de toerekening van de betalingen en dus ter goeder trouw de betalingen op de schulden van EUROCONSUM AS zou toegerekend hebben.
2.3. BRAATEN & STENBAK AS moest tegenover VAN DAMME CANDY NV zorgen voor betaling. De uitvoering van deze contractuele verbintenis door EUROCONSUM AS bracht voor haar in geen geval schade mee en maakte evenmin voor haar een onverschuldigde betaling uit. Het Hof verwijst BRAATEN & STENBAK AS dan ook in de gedingskosten van CANDYTRADE NV.
OP DEZE GRONDEN, HET HOF,
Op tegenspraak en gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,
Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond.
Vernietigt het bestreden vonnis en verklaart de oorspronkelijke vordering van VAN DAMME CANDY NV ontvankelijk, maar ongegrond.
Verwijst VAN DAMME CANDY NV in de kosten van BRAATEN & STENBAK AS, die het Hof begroot op:
- rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg 12.600 BEF of € 312,35
- rolrecht € 185,92
- uitgavenvergoeding € 54,54
- rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep € 436,29
en BRAATEN & STENBAK AS in de kosten van CANDYTRADE NV, die het Hof begroot op .
- rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep : € 436,29
Verwijst partijen voor het overige in de eigen kosten.
(…)}}
Source
Abstract:
- Courtesy of Dr. Caroline Cauffman, Institute for International Trade Law, University of Leuven
Original text in Dutch:
- Available at the Internet site of the University of Leuven, Institute for International Trade Law http://www.law.kuleuven.ac.b}}