Data

Date:
01-12-1999
Country:
Netherlands
Number:
rolnr. 408/98
Court:
Rechtbank Middelburg
Parties:
Monopanel SA v. Meijers Staalbouw BV

Keywords

SCOPEOF CISG - TIME LIMITATION (PRESCRIPTION) - MATTER IMPLIEDLY EXCLUDED FROM THE SCOPE OF CISG (ART. 4 CISG) - DOMESTIC LAW APPLICABLE
LACK OF CONFORMITY OF GOODS - BURDEN OF PROVING EXISTENCE OF DEFECTS AND TIMELY NOTICE ON BUYER (ARTS. 38(1) AND 39(1)CISG)

Abstract

AFrench seller and a Dutch buyer concluded a contract for the sale - inter alia- of panels to be used for building. When the delivered goods remained unpaid the seller commenced an action to recover the purchase price. The buyer counterclaimed firstly that the action was time-barred. Secondly the buyer claimed damages caused by lack of conformity of the goods (defects on the panels' surface) and ask for postponement of payment of price until receiving payment the said damages by the seller. Alternatively, it asked for set-off with the seller's claim. The seller on its turn alleged that the buyer had not given notice of the lack of conformity within reasonable time.
The Court held that the contract was governed by CISG as the parties had their places of business in contracting States (art. 1(1)(a) CISG).
The Court held that CISG does not govern the question of time limitation (prescription). Therefore it solved the question on the basis of the applicable domestic law (French law).
Concerning the lack of conformity, the Court ruled that it was up to the buyer to prove that the goods were non conforming and that it had given notice of lack of conformity within a reasonable time after discovering the defects (Arts. 38(1) and 39(1) CISG). The Court suspended its decision on the substance allowing the buyer time to bring evidence thereof.

Fulltext

[…]
RB. MIDDELBURG
1 december 1999, rolnr. 408/98
(Gaakeer)
Koopooereenkomst; eenvormig kooprecht; algernene vc'orzvaarden; rechtskeuze; verjaring
VN Internationale koop 11 april 1980 (art. 7/2, 38, 39); EEG Overeenkomsten l9juni
1980 (art. 4/2, 4/2, 10/1)
Monopanel SA (Frankrijk), eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie, proc. mr. N.H. van Everdingen tegen
Meijers Staalbouw BV (Ned), gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie, proc. mr. K.M. Moeliker
Rb. Middelburg '2. Defeiten
in conven tie en reconven tie:
a. In of omstreeks de periode september 1992 tot en met oktober 1993 heeft Monopanel verkocht en geleverd gelijk Meijers heeft gekocht en ontvangen diverse zaken, te weteri panelen ten behoeve van de bouw van loodsen. Monopanel heeft terzake van het geleverde fakturen aan Meijers gezonden.
b. Op 30 december 1993 heeft Monopanel een lijst opgesteld van de nog openstaande fakturen, in totaal tot een bedrag van
FF 186.280,98.
(...)
4. De beoordeling van het geschil in conven tie en reconven tie:
4.1. De toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag is met betwist. Dit verdrag is onderdeel van het Nederlands recht. Voor zover enig onderdeel van het geschil niet op basis van het Weens Koopverdrag zelf kan worden beoordeeld, dient op grond van art. 7 lid 2 te worden vastgesteld welk nationaal recht aanvullend recht moet worden. Bij gebreke van een rechtskeuze Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Evo) van toepassing. Daaruit volgt dat het meest nauw verbonden recht dat op het onderhavige geschil van toepassing is het Franse recht is nu Monopanel als verkoper de kennierkende prestatie moet leveren en zij in Frankrijk gevestigd is. De rechtbank voegt daar echter direct aan toe dat voorzover voor de beoordeling van een onderdeel van het geschil het doen van een rechtskeuze niet noodzakelijk is, omdat er materieel geen verschil is tussen de toepasselijke bepaling van het Weens Koopverdrag aangevuld met Frans recht en de toepasselijke bepaling van het Weens Koopverdrag aangevuld met Nederlands recht, de rechtbank deze achterwege zal laten.
4.2. Het verweer van Meijers komt er allereerst op neer dat Nederlands recht als aanvullend recht van toepassing is omdat partijen dat op grond van de gehanteerde Smecoma-voorwaarden zijn overeengekomen. Dus dient beoordeeld te worden of de Smecoma-voorwaarden van toepassing zijn. Monopanel betwist de toepasselijkheid van de Smecomavoorwaarden voldoende gemotiveerd. Meijers baseert haar stelling dat de Smecoma-voorwaarden toepasselijk zijn op de stelling dat zij met derden op basis van die voorwaarden pleegt te contracteren. Die enkele stelling indien juist betekent zowel naar Frans als naar Nederlands recht nog met dat ook met Monopanel op basis daarvan is gecontracteerd. Zij verwijst ook naar het door haar in de correspondentie met Monopanel gehanteerde briefpapier, waarop een verwijzing naar de Smecomavoorwaarden voorkomt, Die enkele verwijzing is echter zowel naar Frans als naar Nederlands recht eveneens onvoldoende om gebondenheid vari Monopanel aan Smecoma-voorwaarden tot stand te brengen. Andere relevante feiten of omstandigheden zijn met gesteld. Van toepasselijkheid van de Smecomavoorwaarden en dus toepasselijkheid van Nederlands recht als aanvullend recht kan derhalve met worden uitgegaan. 4.3. Nu het Weens Koopverdrag geen bepaling met betrekking tot de verjaring van een rechtsvordering danwel rechtsverwerking bevat is het aanvullend recht van toepassing op grond van art. 4 lid 2 juncto art. 10 lid i sub d EVO. Beoordeling op grond van art. 2264 Code Civil (CC) juncto art. 189 bis Code de Commerce (CdC) leidt echter naar het oordeel van de rechtbank tot dezelfde uitkomst als beoordeling naar Nederlands recht. Het beroep dat Meijers bij wijze van verweer doet op de verjaring van de vordering kan rilet slagen. Niet alleen voert Meijers niet of onvoldoende gemotiveerd aan wanneer de verjaringstermijn begint te lopen, flu zij zich niet uit!aat over het moment van het opeisbaar worden van de vordering, maar ook stelt Meijers bij dupliek in conventie dat zij met Monapanel in de periode van september 1992 tot en met januari 1996 heeft overlegd c.q. gecorrespondeerd over de terzake vari de fakturen gerezen problemen, alsmede dat zij hierover ook met de kredietverzekeraar van Monopanel, Coface, heeft gecorrespondeerd. Daaruit blijkt dat Monopanel aanspraak op betaling heeft gemaakt en dat Meijers in ieder geval het bestaan van de schuld en daarmee het recht van Monopanel op betaling heeft srkend, zodat de verjaring van de rechtsvordering is gestuit.
Dok is het door Meijers gestelde grote Lijdsverloop geen toereikende grond om rechtsverwerking aan te nemen en van bijzondere omstandigheden als gevoig waarvan bij Meijers het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Monopanel haar sanspraak op betaling met meer geldend iou maken is op grond van de hierboven ~verwogen omstandigheden everimin sprake. Uit de door Meijers erkende ~orrespondentie tussen haar en Monopanel, en tussen haar en Coface blijkt immers dat Monopanel haar vordering wilde innen. De rechtbank voegt aan deze overweging nog toe dat het verweer van Meijers dat Monopanel geen betaling kan vorderen omdat zij haar incassobevoegdheid aan Coface heeft overgedragen eveneens geen doel treft. Meijers Iaat na haar verweer votdoende te rnotiveren en laat tevens na de aannemelijke ontkenning op dit punt door Monopanel voldoende gemotiveerd te weerspreken.
4. Het verweer van Meijers in conventie ~at zij haar betaling mag opschorten lanwel dat zij haar betaling mag verrekeinn met hetgeen Monopanel haar als schadevergoeding is verschuldigd, evenals Eiaar eis in reconventie berusten op de stelling dat de door Monopanel geleverde panelen ondeugdelijk waren. Ook hetgeen ~vIeijers aanvoert met betrekking tot de ~ioogte van haar vordering berust hierop. Voor de beoordeling van dit verweer en de reconventionele vordering is het doen van sen rechtskeuze niet noodzakelijk gezien rietgeen hierboven is overwogen met oetrekking tot de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag. Meijers stelt terzake van de non-conformiteit van het geleverde ìat de panelen van het werk-Allewijn eodanig sterke waisfouten vertoonden dat iet eindresultaat na montage een illerbelabberdst aanzicht gaf en dat de ~anelen van het werk-Moens reeds na drie naanden coatingsthade te zien gaven. Dit aatste is volgens Meijers het gevoig van sen slechte kniprand tijdens de vervaardirine van de panelert. Tegen deze stelling voert Monopanel gemotiveerd verweer. Zij beroept zich tevens op de art. 38 en 39 van het Weens Koopverdrag en voert aan dat Meijers niet tijdig bij haar heeft gereclameerd en daardoor haar recht om een beroep te doen op een tekortkoming van Monopanel heeft verloren. Meijers verweert zich hiertegen met de stelling dat zij steeds dadelijk na ontdekking van de gebreken aan Monopanel hiervan kennis gegeven heeft. Als deze stelling juist is, dan is dat tijdig nu op grond van het Weens Koopverdrag protest wegens tekortkoming binnen redelijke termijn na ontdekking moet volgen. Gezien de samenhang van het verweer in conventie en de eis in reconventie zal voor de beoordeling van het geschil zowel de gestelde tekortkoming vast moeten komen te staan, als de tijdigheid van het protest door Meijers terzake van deze tekortkoming, flu Meijers zonder tijdig protest geen recht heeft zich te beroepen op een tekortkoming van Monopanel. Meijers zal daarom het bewijs mogen leveren van haar stelling dat de onderhavige panelen ondeugdelijk waren. Zij zal bij haar bewijsvoering tevens dienen aan te geven wanneer de gestelde ondeugdelijkheid is geconstateerd en wanneer zij deze aan Monopanel heeft gemeld. In verband met haar reconventionele vordering zal Meijers tegelijkertijd bewijs mogen leveren van de hoogte van de door haar gestelde schade. 4.5. Voor zover nog nodig zal de rechtbank na de bewijsvoering ingaan op de overige stellingen van partijen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.'}}

Source

Publishedin Dutch:
Nederlands Internationaal Privaatrecht 2000, 188-189.}}