Data

Date:
02-07-1997
Country:
Netherlands
Number:
95/3311
Court:
Rb s'Gravenhage
Parties:
Vidamed AG v. A. Schmidt et al.

Keywords

SCOPE OF CISG - DISTRIBUTORSHIP AGREEMENT - NOT GOVERNED BY CISG

Abstract

A Dutch and a Swiss company concluded a framework agreement for the non exclusive distribution of certain products and on the same day, a sales contract of the same products. The framework contract on distribution contained no choice of law whereas the sales contract was to be governed by Swiss law. The sales contract contained elements of distribution as for instance the clause on non-exclusivity. The Dutch buyer claimed that the Swiss seller did not fulfil its obligations deriving from the distribution agreement and therefore refused to make payment for the sale. The seller sued for payment. In counterclaim, the buyer asked for the setting aside of the distribution agreement.

The Court stated that CISG does not apply to distributorship agreements. The framework contract could not be regarded as a sale because the most important elements of the sales contract were in fact laid down in the later contract. The seller's claim was rejected under the applicable domestic law.

Fulltext

[…]

Rb 's-Gravanhage

'in conventie en in voorwaardelijke reconventie

1. Tussen partijen staat als gesteld en niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, deels blijkende uit de overgelegde stukken, het volgende vast.

1.1. Gedaagden sub 2 en 3 zijn vennoten van gedaagde sub 1 (hierna: "Schmidt").

1.2. Schmidt heeft op 28 maart 1995 met Vidamed een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is schriftelijk vastgelegd in een formulier met de vermelding "opdracht" en een "Basisreglement voor de afwikkeling van een transactie". Beide documenten zijn door partijen ondertekend.

1.3. Uit de "Opdracht" blijkt dat partijen onder meer het volgende zijn overeengekomen:
- Hiernaast genoemd bedrijf (Rb.: Schmidt) is gemachtigd de ondervermelde produkten aan te bieden en te verkopen
- Een alleenverkoopsrecht, resp. een exclusiviteitsovereenkomst bestaat niet. Dit accepteert de koper uitdrukkelijk.
- Opdracht tot franco levering van de onder vermelde produkten en volgens de transaktie- en betalingsvoorwaarden vermeld op ommezijde.
- De eerste bestelling dient vooruit per cheque aan Vidamed AG voldaan te warden.
- Eventuele geschillen die uit dit verdrag voortkomen vallen onder de bepalingen van het Zwitsers Recht. De bevoegde rechtbank is in St. Gallen. De verkoper heeft het recht de koper ook in zijn woongebied gerechtelijk te vervolgen.
- De koper verklaart van de algemene leverings- en betalingsvaarwaarden, zoals op de ommezijde vermeld, kennis heeft genomen en deze accepteert.
De eerste bestelling betreft de opdracht tot levering van Sorbarix kussens c.a. ten bedrage van Sfr. 7.436,--.

1.4. Uit het "Basisreglement voor de afwikkeling van een transactie" blijkt dat partijen onder meer het volgende overeen zijn gekomen:
- Het informeren van verzekeringsagenturen zal geschieden, nadat de partner heeft verklaard bereid te zijn, de leveringen te kunnen uitvoeren. Genoemde informatie zal rechtstreek door de firma Vidamed AG verzorgd worden. [...]
- De partner verplicht zich het Sorbarix-produkt uitsluitend bij de firma Vidamed AG te betrekken, respectievelijk na te bestellen. Nabestellingen worden tegen rekening geleverd en er is dan geen verplichting meer tot vooruitbetaling.
- Nadat contact is gelegd met de verzekeringsagenten, verplicht zich de partner, deze binnen een tijdvak van 8-10 dagen persoonlijk te bezoeken, om de monsterkussens af te geven. [...]
- Een alleenverkoopsrecht, respectievelijk een exclusiviteitsovereenkomst bestsat niet. Dit accepteert de koper uitdrukkelijk.

1.5. De eerste bestelling ter waarde vam Sfr 7.436,-- heeft Vidamed op 29 maart 1995 gefactureerd. Deze factuur heeft Schmidt onbetaald gelaten.

1.6. Op 29 maart 1995 heeft Schmidt de opdracht tot levering geannuleerd.

2.1. Vidamed vordert de veroordelimg van Schmidt c.s. tot betaling van Sfr. 7.431, vermeerderd met incassokosten ten bedrage van NLG 1.336,29 en met wettelijke rente.

2.2. Zij stelt daartoe dat Schmidt op grond vam de overeenkomst de koopprijs van de eerste levering bij vooruitbetaling diende te voldoen, maar daarmee, ondanks aanmaning, in gebreke is gebleven.

2.3. Schmidt c.s. voeren gemotiveerd verweer.

2.4. Schmidt c.s. vorderen voorwaardelijk, voor het geval de overeenkomst tussen partijen (nog) bestaat, in reconventie vernietiging van de overeenkomst, althans ontbinding daarvan, althans een verklaring voor recht dat gedaagden het recht toekomt zich te beroepen op opschorting van hun betalingsverplichting.

2.5. Zij stellen daartoe dat Vidamed haar bij het aangaan van de overeenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt met het doel klanten te werven. Vidamed heft zich daarmee schuldig gemaakt aan misleiding en bedroeg, althans is sprake van dwaling van Schmidt c.s. De overeenkomst is daarom nietig (bedoeld is: vernietigbaar). Schmidt c.s. beroepen zich voorts op het ontbreken van wilsovereenstemming, nu in de schriftelijke overeenkomst bepalingen staan die in strijd zijn met hetgeen mondeling is overeengekomen. Voorts was reeds in maart 1995 duidelijk dat Vidamed haar toezeggingen niet kon nakomen, aldus Schmidt c.s Schmidt was dus gerechtigd op grond van deze wezenlijke toekomstige tekortkoming de overeenkomst te ontbinden; in iedergeval was zij gerechtigd haar betalingsverplichting op te schorten.

2.6. Vidama bestrijdt de voorwaardelijke reconventionele vordering gemotiveerd.

3.1. De Rb. merkt op dat partijen voor wat betreft het toopasselijk recht er van uit gaan dat het Weens Koopverdrag (Verdrag der Verenigde Naties inzake intemationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980), waarbij zowel Zwitserland als Nederland partij zijn, op hun rechtsverhouding toepasselijk is. Dit is slechts gedeeltelijk juist te achten.

3.2. Er dient van uit te worden gegaan dat partijen op 28 maart 1995 feitelijk twee overeenkomsten hebben gesloten. Enerzijds is gesloten een raamovereenkomst, in casu te preciseren als een niet-exclusieve distributieovereenkomst. Bij die zelfde gelegenheid is anderzijds een koop/verkoop overeenkomst gesloten welke de eerste leverantie uit hoofde van de raamovereenkomst betreft. Voor beide overeenkomsten dient het toepasselijk recht afzonderlijk te worden bepaald.

3.3. Voor een distributieovereenkomst geldt dat het toepasselijk recht dient te worden bepaald aan de hand van het EVO (Europees verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980). Dat verdrag stelt voorop dat partijen door rechtskeuze zelf de toepasselijke wet overeenkomen. Bij gebreke van rechtskeuze geldt het in art. 4 lid 2 EVo neer gelegde vermoeden dat van toepassing is het recht van het land waar de kenmerkende prestant gevestigd is. Deze regel zou in casu leiden tot toepasselijkheid van Nederlands recht. Partijen hebben evenwel, naar blijkt uit onder 1.3 geciteerde bepalingen, een rechtskeuze gedaan door Zwitsers recht. De vraag is nu of deze rechtskeuze alleen de koop/verkoopovereenkomst betreft of ook de distributieovereenkomst. Daartoe merkt de Rb. op dat de distributieovereenkomst met name is neergelegd en uitgewerkt in het Basisreglement. Daarin is geen rechtskeuze opgenomen. Zodanige rechtskeuze is wel opgenomen in het document met het opschrift "Opdracht". Gelijk dat opschrift indiceert betreft dat document in hoofdzaak de opdracht tot de eerste levering. Ook de algemene voorwaarden op de ommezijde daarvan geven in hoofdzaak een uitwerking van de koopovereenkomst. Onder die omstandigheid is de Rb. van oordeel dat de rechtskeuze niet staat op de distributicovereenkomst. Dee zal daarom in het navolgende worden beoordeeld naar Nederlands recht.

3.4. De koopovereenkomst kent naar oordeel van de Rb. wel een voldoende uitdrukkelijke en bepaalde aanwijzing van het Zwitserse recht. Nu zowel Nederland als Zwitserland partij zijn bij het Weens Koopverdrag dient de rechtskeuze, gelet op art. 1 lid 1 sub b van het Koopverdrag, te worden verstaan als een aanwijzing van de regels van het Weens Koopverdrag. Dit verdrag bevat evenwel geen uitputtende regeling van de koopovereenkomst. Niet geregelde onderwerpen moeten worden beoordeeld aan de hand van de toepasselijke nationale wet, in casu de Zwitserse.

3.5. Ten overvloede wijst de Rb. er nog op dat het Weens Koopverdrag geen bepalingen van materieel recht bevat die relevant zijn voor een distributieovereenkomst. Bij de beoordeling van de totstandkoming en de geldigheid daarvan dien het Weens Koopverdmg dus geheel buiten beschouwing te blijven.

4.1. De Rb. heeft opgemerkt dat partijen het onderscheid tussen enerzijds de distributieovereenkomst als raamovereenkomst en anderzijds de opdracht tot levering als eerste uitvoeringsovereenkomst niet hebben onderkend. Zij begrijpt evenwel dat het primaire verweer van Schmidt, dat de overeenkomst tussen partijen vernietigbaar is dan wel ontbonden is, met name de onderliggende ramovereenkomst betreft. Het wegvallen van de ramovereenkomst zal er toe leiden dat de uitvoeringsovereenkomst - waarvan Vidamed de nakoming vordert - op de voet van art. 6:229 BW vernietigbaar is.

4.2. Ter onderbouwing van hun verweer dat de overeenkomst tussen partijen vernietigbaar, dan wel ontbonden, dan wel gereed voor ontbinding is, verwijzen Schmidt c.s. naar de mailing van Vidamed, gedateerd 23 september 1994 met als (rn grotere letters) onderwerpaanduiding "Waterabsorberende, waterwerende kussens. Samenwerking met verzekeringsmaatschappijen" en ondertekend door "Afd. Verzekeringen, op welke brief Schmidt door middel van een antwoordkaart gericht aan Vidamed, afdeling Verzekeringen, heeft gereageerd. Deze mailing is voor hem de aanleiding geweest tot het contact met Vidamed. Volgens Schmidt c.s. bestaat een afdeling verzekeringen bij Vidamed niet en werkt Vidamed niet samen met verzekeringsmaatschappijen. Voorts wekt Vidamed in genoemde brief de suggestie dat het gaat om exclusiviteit; in het verkoopgesprek werd weliswaar geen exclusiviteit geboden, maar wel gezegd dat Schmidt een van de weinige verkopers van Sorbarix-kussens in het gebied zou zijn, wat echter onjuist bleek. Ten slotte heeft Vidamed gesuggereerd dat het ging om het overnemen van een reeds bestaand servicepunt, wat eveneens onjuist bleek, aldus Schmidt c.s. Schmidt c.s. wijzen nog op andere gevallen waarin Vidamed op soortgelijke wijze heeft gehandeld ten opzichte van potentiele dealers.

4.3. Ten aanzien van de genoemde samenwerking met verzekeringsmaatschappijen betoogt Vidamed dat in het basisreglement is opgenomen dat het informeren van verzekeringsmaatschappijen zal geschieden nadat de handelspartner verklaard heeft goederen uit voorrad te kunnen leveren. Nu Schmidt in gebreke is met vooruitbetaling van de koopsom, kan Vidamed op dit punt niet in gebreke zijn, aldus Vidamed.

4.4. Vidamed betwist niet dat zij de door Schmidt c.s. gestelde toezegging heeft gedaan. Voorts blijkt uit de door Schmidt c.s. overgelegde brieven van Aegon aan Vidamed, dat Vidamed ten onrechte bij kandidaat-dealers de suggestie heeft gewekt dat Aegon Sorbarix-kussens aanbeveelt en bereid zou zijn een financiele tegemoetkoming in de aanschafkosten te overwegen. Vidamed betwist ook niet (gemotiveerd) dat zij geen samenwerkingsverband heeft met een of meer verzekeringsmaatschappij(en). In ieder geval kan de wettelijke verplichting voor verzekeraars bedoeld in art. 283 K lid 2 niet als zodanige "bereidheid" worden aangemerkt. In het licht hiervan is de Rb. van oordeel dat - zo al niet sprake is van dwaling of bedrog - het duidelijk is dat Vidamed haar toezegging om Schmidt met verzekeringsmaatschappijen (in het basisreglement wordt gesproken van "verzekeringsagenten") in contact te brengen, niet zal nakomen. Schmidt is dus, zoals Schmidt c.s. terecht stellen, gerechtigd op de voet van art. 6:265 jo. art. 80 lid I sub a BW de distributicovereenkomst te ontbinden dan wel te doen ontbinden. De Rb. is voorts van oordeel dat het hier een wezenlijke tekortkoming betreft. Daarbij neemt de Rb. in aanmerking dat, naar Schmidt c.s. stellen en Vidamed niet betwist, Vidamed Schmidt heeft voorgehouden dat de samenwerking met verzekeraars een gunstige invloed had op de afzetmogelijkheden.

5. 1. De annuleringsverklaring van Schmidt van 29 maart 1995 kan niet worden aamgemerkt als een buitengerechtelijke ontbinding van de distributieovereenkomst. Het wegvallen van de distributieovereenkomst leidt ertoe dat de daarop voortbouwende koopovereenkomst, waarbij Schmidt van Vidamed een partij Sorbarix kussens heeft gekocht, en waarvan Vidamed in deze procedure de nakoming vordert, naar Nederlands recht op de voet van art. 6:229 BW vernietigbaar zou zijn. De Rb. merkt de vordering in voorwaardelijke reconventie aan als mede strekkende tot vernietiging van de voortbouwende koopovereenkomst.

5.2. De vraag is nu welk recht toepasselijk is op het leerstuk, dat ten onzent is neergelegd in art. 6:229 BW en dat in de Duitstalige rechtssfeer veelal bekend is als Wegfall der Geschaeftsgrundlage. Het leerstuk houdt in, kort gezegd, dat de voortbouwende overeenkomst het lot volgt van de rechtsverhouding tussen partijen die daaraan ten grondslag ligt.

5.3. De Rb. is van oordeel dat deze kwestie dient te worden beoordeeld naar de lex causae van de raamovereenkomst. Uit art. 10 lid I sub c EVO volgt immers dat de wet die op de overeenkomst toepasselijk is met name beheerst de gevolgen van de gehele of gedeeltelijke tekortkoming. Onder art. 10 lid I sub e is bepaald dat de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst door de lex causae worden beheerst. Gegeven de ruime uitleg die daaraan dient te worden gegeven vallen daaronder ook de ongedaanmakingsverplichtingen als gevolg van Wegfall der Geschäftsgrundlage. De Rb. zal in casu daarom Nederlands recht toepassen en de koopovereenkomst op grond van art. 6:229 BW vernietigen.

in reconventie

6.1. Op gronden als overwogen onder 4 van dit vonnis dient de distributieovereenkomst te worden ontbonden. De op de ontbonden distributieovereenkomst voortbouwende koopovereenkomst zal worden vernietigd.

6.2. Als hoofdzakelijk in het ongelijk gesteld zal Vidamed worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

in conventie

7.1. Nu de gehele overeenkomst van 28 maart 1995 tussen partijen door de Rb. zal worden ontbonden dan wel vernietigd, dient de vordering van Vidamed te worden afgewezen.

7.2. Vidamed zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld

[...]}}

Source

Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privatrecht (NIPR), 1999, n. 68, 78-80}}