Data
- Date:
- 16-12-1996
- Country:
- Belgium
- Number:
- 8336
- Court:
- Rechtbank van Koophandel, Kortrijk
- Parties:
- Namur Kredietverzekering v. Wesco
Keywords
APPLICATION OF CISG BASED ON CHOICE OF PARTIES (ART. 1 CISG)
NOTICE OF LACK OF CONFORMITY TIME OF NOTICE TWO MONTHS AFTER DELIVERY NOT TIMELY FOR EASILY DISCOVERABLE DEFECTS NEED OF PRECISE SPECIFICATION OF LACK OF CONFORMITY (ART. 39(1) CISG)
INTEREST (ART. 78 CISG) INTEREST RATE STATUTORY RATE OF INTEREST OF THE LEX FORI INTEREST ACCRUING FROM SELLER'S FORMAL REQUEST FOR PAYMENT
Abstract
A Belgian buyer and a French seller concluded a contract for the sale of cotton fabrics. About two months after delivery the buyer gave notice of the non conformity of the goods by telephone and sent back the goods to the seller. In another month a notice by fax followed in which the buyer complained about the "bad quality" of the delivered goods. As the price remained unpaid, the assignee of the seller's claim commenced an action to obtain payment of the price as well as damages and interest. The buyer counter-claimed asking for avoidance of the contract and damages.
The Court held that the contract was governed by CISG because the parties at trial agreed on CISG as the applicable law.
In the Court's opinion the buyer had lost the right to rely on a lack of conformity of the goods because it had not given notice of their non conformity within a reasonable time after its discovery and had failed to specify the nature of the defects in compliance with Art. 39(1) CISG. As regards the time of notice, the Court found that even the first notice by telephone was late: a period of approximately two months after delivery was not reasonable, taking into account that the defects were easily noticeable and that in the trade concerned the goods are usually processed or sold quickly. With respect to the requirements for notice, the Court considered the buyer's complaint of "bad quality" as a failure to specify the nature of the defects.
The Court awarded the seller payment of the price as well as interest under Art. 78 CISG. As CISG does not specify the rate of interest payable, the Court, considering the circumstances of the case, decided to award interest at the Belgian statutory rate. Furthermore the Court, though observing that CISG does not require a formal request for payment, decided that under the circumstances of the case interest accrued from the date of the seller's formal request for payment.
Fulltext
[...]
De partijen hebben met instemming van de rechtbank hun respectieve dossiers neergelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken en de besluiten.
Toepassing werd gemaakt van de art. 2, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
Met dagvaarding dd. 7 oktober 1993 vordert de NV Namur-Kredietverzekering de veroordeling van de NV Wesco tot betaling van 65.195,36 FF in hoofdsom, 1.061,69 FF intresten vervallen op dagvaardingedatum, 6.519,54 FF forfetaire schadevergoeding, ofwel samen 72.776,59 FF, meer de intresten aan de rentevoet van 8,75% op jaarbasis op 65.195,36 FF vanaf dagvaardingedatum tot de datum van volledige betaling, meer de gerechtskosten.
De hoofdvordering is gesteund op een factuur dd. 17 mei 1993 vanwege de Franse vennootschap F.P.P. Cottonnades SA, ad 65.195,36 FF in hoofdsom.
In de inleidende dagvaarding vermeldt de NV Namur-Kredietverzekering dat zij, "voorzover als nodig, bij deze de schuldoverdracht betekent, waarvan zij geniet".
Met besluiten neergelegd op 1 december 1993 wordt door de NV Wesco de hoofdvordering afgewezen en bij tegenvordering de ontbinding van de overeenkomst geeist.
Met besluiten neergelegd op 8 november 1994 wordt door de NV Wesco de veroordeling van de NV Namur-Kredietverzekering gevorderd "tot betaling van schadevergoeding, die in later aanvullende besluiten exact zal begroot worden".
Met besluiten neergelegd op 16 oktober 1995 wordt door de NV Namur-Kredietverzekering in uiterst ondergeschikte orde gevraagd dat, indien de tegenvordering principieel gegrond zou worden verklaard, de zaak "aan te houden teneinde concluante toe te laten de NOVO FFP Cotonnades in tussenkomst te roepen".
B e o o r d e l i n g
I.
De geldigheid van de subrogatie vanwege de NV Namur-Kredietverzekeringen in de rechten van de firma Cotonnades wordt door de NV Wesco niet betwist.
Verder zij er vastgesteld dat er m.b.t. de ontvankelijkheid van de hoofdvordering geen nadere rechtsgronden door de NV Wesco worden aangereikt tot betwisting ervan.
II.
De door de NV Namur-Kredietverzekeringen gevorderde factuur betreft de koop - verkoop vanwege de firma Cotonnades aan de NV Wesco van katoen-weefsels.
De bestelling is door de NV Wesco verricht bij fax dd. 19 april 1993.
De bevestiging van de bestelling door de firma Cotonnades dateert van 22 april 1993.
De factuur vanwege de firma Cotonnades dateert van 17 mei 1993.
De partijen zijn het erover eens dat het Weense Koopverdrag dd. 11 april 1980 dient te worden toegepast.
III.
a.
De weefsels zijn geleverd geworden aan de NV Wesco op 17 mei 1993.
Uit voorgelegde stakken blijkt dat er rond 13 juli 1993 weefsel zou zijn teruggestuurd naar de firma Cotonnades.
De hele vracht is teruggestuurd geworden door de NV Wesco op 19 juli 1993.
De eerste schriftelijke klacht vanwege de NV Wesco omtrent de weefsels, dateert van 23 augustus 1993 met faxschrijven gericht aan de firma Cotonnades. Hierin verwijst de NV Wesco naar slechte koopwaar ("mauvaise marchandise Hudson") en verder naar het feit dat zij de koopwaar niet kunnen aanvaarden daar de kliënt "Fin Aout Fix" (onder voorbehoud van correcte lezing door de rechtbank) vraagt.
b.
Art. 38, 1 an het Weense Koopverdrag bepaalt dat de koper de zaken moet keuren of doen keuren binnen een, gelet op de omstandigheden, zo kort mogelijke termin.
Art. 39, 1 van het Weense Koopverdrag schrijft voor dat de koper zijn recht verliest om zich te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn - nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken - de verkoper hiervan in kennis heeft gesteld, onder opgave van de aard van de tekortkoming.
c.
In concreto blijkt dat de NV Wesco ten vroegste rond 10 juli 1993 mondeling aanmerkingen zou hebben geformuleerd.
Dit is ongeveer twee maand na de levering van de stoffen.
Dit is, gezien de weliswaar verschillende nationaliteit van de betrokken partijen doch relatief dichte afstand ertussen, te lang (zie eveneens hieronder punt d.).
Voorgaande klemt des te meer daar uit de uiteenzetting vanwege de NV Wesco blijkt, dat het zichtbare gebreken zou betreffen.
Het is algemeen bekend dat, in de sector van de confectie, vooral thans alwaar het aanhouden van een voorraad duur is, stoffen vlug worden bewerkt/ geconfectioneerd.
Van onderhandelingen die er intussen zouden zijn gevoerd tussen de partijen, en die de "redelijke termijn" zouden kunnen verlengen, wordt niets bewezen.
d.
Er zij daarenboven ook vastgesteld dat de NV Wesco, wanneer zij het voor de eerste maal schriftelijk heeft over de "slechte" koopwaar (nl. 23 augustus 1993), in feite geen enkele melding verricht over enig concrete "tekortkoming" van de koopwaar.
Art. 39, 1 van het Weense Koopverdrag legt op dat de koper de "aard van de tekortkoming" vermeldt.
Een en ander is te begrijpen, daar dient verhinderd te worden dat de koper, na een "principieel en algemeen" protest de koopwaar nog zou kunnen "bewerken". In internationale context is voorzichtigheid zo mogelijk nog meer geboden.
Het is duidelijk dat de NV Wesco, door vooreerst (onbewezen) telefonisch te hebben geprotesteerd (rond 10 juli 1993) en dan later schriftelijk (23 augustus 1993), niet gehandeld heeft overeenkomstig de toepasselijke verdragsregels.
Zij kan zich dan niet meer beroepen op enig gebrek om de koopwaar niet te betalen.
e.
Op de totale terugzending van de koopwaar, kan de NV Wesco zich niet beroepen.
Immers, op het ogenblik van de terugzending had de NV Wesco immers geen recht meer om zich te beroepen op een "tekortkoming".
f.
Er zij daarenboven ook vastgesteld dat de NV Wesco, in haar fax dd. 23 augustus 1993 het enerzijds vaag heeft over "slechte" koopwaar, en anderzijds het heeft over koopwaar van een andere soort ("Fin Aout Fix").
Andere koopwaar betekent dat de NV Wesco een verkeerde bestelling zou hebben verricht.
Dit maakt uiteraard niet de zaak uit van de firma Cotonnades.
IV.
a.
De zich opdringende conclusie is dan ook dat de door de NV Namur-Kredietverzekeringen gevorderde factuur gegrond is in hoofdsom.
Waar de hoofdvordering principieel gegrond is, is de tegenvordering op basis van dezelfde motivering ongegrond.
b.
Er kan geen forfetaire schadevergoeding worden gevorderd.
Immers, de overeenkomst is tot standgekomen op basis van briefwisseling, waarbij er vanwege de firma Cotonnades geen sprake is van een contractclausule waarin er een schadebeding zou zijn opgenomen.
De latere mededeling van voorwaarden op de factuur, vermag de aanvankelijke overeenkomst niet aan te vullen, noch te wijzigen, tenzij uitdrukkelijke aanvaarding van de aanvulling/ wijziging door de wederpartij. Dergelijke aanvaarding ligt niet voor, terwijl het akkoord hoe dan ook niet kan bewezen worden door louter stilzwijgen (cfr. Luik, 11 maart 1970, Jur. Liège, 1974-75, 281).
Op het feit dat er nog eerdere commerciële relaties zijn geweest tussen de partijen, vermag de NV Namur-Kredietverzekering zich niet te beroepen.
Immers, de bevestiging van de bestelling dd. 22 april 1993 vanwege de firma Cotonnades, vermeldt onder de verkoopsvoorwaarden: "Le Mètre H.T. départ usine", en niets anders.
Wat voormelde zin ook moge betekenen, in alle geval houdt het geen verwijzing in naar de toepasselijkheid van welke algemene voorwaarden dan ook.
Ingeval van een drukke voorafgaande commerciële relatie tussen de partijen, had de firma Cotonnades op de orderbevestiging minstens moeten melding maken van haar algemene verkoopsvoorwaarden.
Zelfs een loutere verwijzing heeft zij echter niet gedaan.
c.
Omtrent de gevorderde intresten, zij er vermeld dat de NV Namur-Kredietverzekering hieromtrent geen nadere uitleg verschaft.
Op haar algemene voorwaarden kan de firma Cotonnades geen beroep doen (zelfde redenering "mutatis mutandis" zoals hierboven omtrent de forfetaire schadevergoeding).
Art. 78 van het Weense Koopverdrag bepaalt dat, wanneer een partij de betaling van de prijs of van enig ander achterstallig bedrag, de andere partij recht heeft op een rente hierover.
Een voorafgaande ingebrekestelling wordt door het Verdrag niet opgelegd, terwijl er anderzijds ook geen nadere omschrijving wordt gegeven over de hoogte van de toe te kennen "rente".
In casu heeft de firma Cotonnades per 23 augustus 1993 formeel en aangetekend de NV Wesco aangemaand tot betaling, met verwijzing naar haar kredietverzekering.
Alle omstandigheden van de zaak in acht genomen komt het aangewezen voor een intrest toe te kennen aan de Belgische wettelijke rentevoet vanaf voormelde datum van 23 augustus 1993.
Omtrent de gevraagde uitsluiting van het vermogen tot kantonnement
Er wordt door de NV Namur-Kredietverzekering geen specifieke motivering verschaft waarom de mogelijkheid tot kantonnering - een principieel recht in hoofde van de schuldenaar zou dienen te worden uitgesloten (zie Gent, 22 december 1993, P & B, 1994, 41 e.v.).
De motivering dient daarenboven de toestand van de schuldeiser te betreffen.
De rechtbank kan dan ook niet ingaan op de vraag tot uitsluiting van de mogelijkheid daartoe.
O p d e z e G r o n d e n,
d e R e c h t b a n k, alle andere besluiten afwijzend als niet dienend,
Rechtsprekend op tegenspraak;
Verklaart de hoofdvordering ontvankelijk en gegrond in de mate die volgt:
Veroordeelt de NV Wesco tot het betalen van de tegenwaarde in Belgische frank aan de hoogste koers op de dag van de betaling van 65.195,36 Franse Frank (vijfenzestigduizend honderdvijfennegentig Franse Frank en zesendertig centimes), meer een intrest vanaf 23 augustus 1993 tot 7 oktober 1993 en van dan af de gerechtelijke intrest, telkenmale aan de Belgische wettelijke rentevoet;
Verklaart het bij hoofdvordering meer gevorderde ongegrond;
Verklaart de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond;
Veroordeelt de NV Wesco tot alle gerechtskosten, vastgesteld aan de zijde van de NV Namur-Kredietverzekering tot op heden op 6.974 fr. kosten dagvaarding en 12.000 fr. rechtsplegingsvergoeding;
Onverminderd de toepassing van art. 1024 Ger.W.;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elke voorziening en zonder borgstelling.
[...]}}
Source
Source:
- Dr. Patrick Wautelet, Katholieke Universiteit, Leuven, Belgium
Original in Dutch:
-Unpublished}}