Data

Date:
27-06-1997
Country:
Belgium
Number:
4992
Court:
Rechtbank van Koophandel, Kortrjik
Parties:
Silver International v. Pochon Tissage S.A.

Keywords

JURISDICTION 1968 BRUSSELS CONVENTION JURISDICTION OF COURT FOR PLACE OF PAYMENT OF PRICE (ART. 57(A) CISG)

LACK OF CONFORMITY OF THE GOODS TIME OF EXAMINATION AND NOTICE (ARTS. 38 AND 39 CISG)

Abstract

A contract for the sale of textiles was concluded between a French buyer and a Belgian seller. The buyer received delivery but some three months later refused to pay part of the price, alleging that the textiles were defective. The seller commenced an action to obtain full payment.

The Court ascertained that it had jurisdiction either because the parties had made an express forum choice in their contract, or in any case according to Art. 5(1) EC Convention on Jurisdiction and the Enforcement of Judgements in Civil and Commercial Matters (Brussels 1968) and Art. 57(1)(a) CISG (the seller could be sued at the place of performance of the obligation to pay the price, which in the absence of a different agreement was the place of business of the seller).

As regards the lack of conformity of the goods, the buyer was found not to have the right to rely on a lack of conformity because it did not give notice to the seller within a reasonable time after it discovered or should have discovered the defects (Art. 39 CISG). Though the Court recognized that a certain time for examination and notice is needed in the case of goods which have to be transformed before discovering the defects (i.e. textiles to be woven), it held that more than three months after delivery was too long a period to be still reasonable. Furthermore, even admitting that the buyer had complained orally at a previous time through its agent, since no reply was ever made by the seller the buyer should have confirmed the complaints as soon as possible in writing. The seller was thus granted payment of the price plus interest.

Fulltext

[...]

Met dagvaarding dd. 15 januari 1997 vordert de NV Silver International (hierna de NV Silver) de veroordeling van de firma Pochon Tissage (hierna de firma Pochon), tot betaling van 88.556,55 Franse frank, meer de moratoire intresten vanaf 5 november 1996 tot dagvaardingsdatum, en van dan af de gerechtelijke intresten, meer de gerechtskosten.

De NV Silver houdt voor dat de wederpartij wegens het leveren van koopwaar, neergelegd in- factuur nr. SI 2976/I dd. 30 augustus 1996 ad 119.288,80 FF nog als saldo in hoofdsom 88.556,55 FF verschuldigd is.

In eerste besluiten, neergelegd 17 maart 1997, in limine litis, wordt door de firma Pochon gevraagd:
1. te zeggen voor recht dat de rechtbank niet bevoegd is gezien de arbitrageclausule;
2. subsidiair: zich onbevoegd te verklaren ratione loci;
3. de vordering af te wijzen als ongegrond;
4. minstens alvorens recht te doen, een deskundige aan te stellen.

In besluiten neergelegd op 29 april 1997, wordt door de firma Pochon de wederpartij - in het kader van de discussie ten gronde - gesommeerd de fax van haar agent Montagne dd. 30 augustus 1996 voor te leggen. Dit wordt lopende het geding _ _ door de NV Silver ook verricht.

Verder wordt gevraagd de hoofdvordering af te wijzen als ongegrond, mintens te compenseren met het door de NV Silver verschuldigde bedrag van 49.972,20 FF + 102.153,30 FF en de NV Silver te veroordelen tot betaling van het verschil.

Ondergeschikt wordt, omtrent de aanstelling van een deskundige, het onderzoek gevraagd van de koopwaar die zich bij de firma Pochon bevindt alsook de stof geweven met de koopwaar, geleverd op 30 augustus 1996.

B e v o e g d h e i d

De bevoegdheid dient beoordeeld te worden op grond van de (hoofd-) vordering zoals deze in de inleidende akte is aangebracht.

a.
Door de NV Silver is omtrent het voorwerp van de hoofdvordering, een verkoopsbevestiging gestuurd geworden op 30 augustus 1996.
Deze is niet betwist geworden door de firma Pochon, zodat mag aangenomen worden dat zij met de erin opgenomen clausules akkoord was.
Omtrent de bevoegdheid staat:
"Arbitrage: Selon Incoterms et For Tribunaux de Courtrai et selon termes thailandais".
Alwaar er duidelijk vermelding is van de "Rechtbanken te Kortrijk" mag het woord "arbitrage" niet "sensu stricto" worden geinterpreteerd, doch eerder algemeen, in de betekenis van: "beslechting ingeval van betwistingen".
De vermelding van de "Rechtbanken te Kortrijk" is anderzijds niet dubbelzinnig.
Hieruit volgt dat de Rechtbanken te Kortrijk in akkoord tussen de partijen als bevoegd zijn aangewezen.

b.
De hoofdvordering betreft de eis tot betaling van een levering van garens, neergelegd in factuur dd. 30 augustus 1996.
Er wordt door de NV Silver verwezen naar de verplichting dat er een geaccepteerde wissel dient teruggestuurd te worden, doch er wordt door de NV Silver niet gedagvaard op grond van een wissel.
Het verweer omtrent de bevoegdheid, dat verband houdt met de wissel is bijgevolg irrelevant.
Trouwens, het opmaken van een wissel is niet schuldvernieuwend.

c.
Overigens komt men tot dezelfde conclusie, ingeval men.zou aannemen dat er geen wilsovereenstemming zou zijn geweest omtrent de forumkeuze:

1.
De plaats waar de verbintenis is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, in de zin van art. 5, sub 1, van het EEX-verdrag, wordt vastgesteld overeenkomstig het recht dat volgens de collisieregels van de aangezochte rechter de litigieuze verbintenis beheerst (H.v.J., 6 oktober 1996, B.R.H; 1977, 303).

Ingeval van betwisting inzake internationale koop van roerende lichamelijke goederen voor een Belgische rechtbank - zoals in casu - wordt de lex contractus vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het verdrag van Den Haag van 15 juni 1955 (goedgekeurd bij wet van.21 september 1962, B.S., 29 ,september 1964 G. Van Hecke en K. Lenaerts, Internationaal Privaatrecht (2. druk), A.P.R., nr. 12, blz. 332).

Dit verdrag geldt voor België zonder verdragswederkerigheid tegenover welk ander land dan ook (zie noot J. Erauw, Het labyrinth van de internationale koop - verkoop, R.W., 1982-83, 664 e.v., meer bepaald 666); het bevat inzake "internationale" koop - verkoop van roerende lichamelijke zaken nog steeds het Belgisch conflictenrecht (O. Van der Zee, Het nieuwe recht van de internationale koop - verkoop, (1993), blz. 10, initio).

2.
Volgens artikel 2 van het voormelde verdrag van Den Haag, wordt de koop "beheerst.door de interne wet van het door de contracterende partijen aangewezen land".

Alhier dient vastgesteld te worden dat expliciet noch impliciet partijen enig recht als toepasselijk op de koop, hebben aangewezen.

Bij gebreke van dergelijk aangewezen recht bepaalt art 3 van het voormelde verdrag, dat de koop-overeenkomst wordt beheerst door de interne wet van het land, waar de verkoper zijn gewoon verblijf heeft op het ogenblik waarop hij het order ontvangt.
Verder :"Nochtans wordt de koop beheerst door de interne wet van het land, waar de koper zijn gewoon verblijf heeft of waar hij het kantoor heeft, dat de order heeft geplaatst., indien de order in dat land is ontvangen hetzij door de verkoper, hetzij door diens vertegenwoordiger, agent of handelsreiziger".

Uit de door de partijen voorgelegde stukken en uit hun uiteenzetting, blijkt dat de koop-verkoopovereenkomst, voorwerp van de hoofdvordering, tot standgekomen is via een Franse agent van de NV Silver, nl. een zekere heer Montagne.
Het order blijkt ontvangen te zijn door de heer Montagne, in Frankrijk.

3.
De ratio van art. 3 van het Verdrag van Den Haag is dat de besteller/koper die een of andere agent in zijn eigen land aanspreekt, niet plots en totaal onverwacht mag geconfronteerd worden met de toepassing van "vreemd" recht, waarbij het "vreemde" land en meteen "vreemd" recht afhankelijk zouden zijn van een toevallige keuze door de:agent.

Waar het een "internationale" koop - verkoopovereenkomst betreft, waarop het Franse recht van toepassing is, is dit in concreto het Verdrag van Wenen dd. 1l april 1980.

Het is in Frankrijk van toepassing vanaf 1 januari 1988 voor bo venvermelde soorten overeenkomsten (O. Van der Zee, a.w., blz. 81); zie art. l desbetreffende verdrag dat bepaalt dat het "van toepassing is op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn".).

4.
Art. 57 van het Weense Koopverdrag:bepaalt:
"1. Indien de:koper niet gehouden is de prijs op een bepaalde andere plaats te betalen, dient hij de verkoper te betalen:
a. ter plaatse van diens vestiging, of
b indien de betaling dient te geschieden tegen afgifte van de zaken of van documenten, ter plaatse van die afgifte.
2. (...)"

Het blijkt niet dat er diende betaald te worden bij de afgifte der goederen.

Art. 57, 1, a is bijgevolg van toepassing.
De betaling dient aldus te geschieden.op de vestiging van de verkoper (zie ook O. Van der Zee, a.w., blz. 35-36).
De verkoper is in casu de NV Silver die haar vestigingsplaats heeft te Kortrijk.
De koper; in casu de firma Pochon, wordt gedagvaard tot uitvoering van een verbintenis die te Kortrijk dient-te worden uitgevoerd, nl. betaling.

5.
Met toepassing van art. 5,1 EEX-verdrag, is deze rechtbank bevoegd.

B e o o r d e l i n g

Zowel de hoofd- als de tegenvordering hebben betrekking op internationale commerciële koop - verkoop, waarbij telkenmale de NV Silver als verkoper en de firma Pochon als koper zijn opgetreden.

Telkenmale zijn de overeenkomsten via de agent, de heer Montagne in Frankrijk, tot standgekomen.

Waar uit geen enkel stuk blijkt dat er enige rechtskeuze is geschied, is ter beoordeling van de betwistingen ten gronde, het Verdrag van Wenen van toepassing (zie ook hierboven onder c. met betrekking tot de bevoegdheid).

Art. 38, 1 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper de zaken die geleverd zijn, binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn moet keuren of doen keuren.

Art. 39, 1 bepaalt dat de koper het recht verliest om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren de ontdekken, de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de tekortkoming.
Hierbij is een termijn van twee jaar een maximumtermijn (art. 39, 2).

I.
H o o f d v o r d e r i n g

a.
De goederen, voorwerp van de hoofdvordering; betreffen garens van Thaïse oorsprong.
De levering ervan is blijkbaar geschied op 30 augustus 1996.

b.
Uit geen enkele briefwisseling blijkt dat de firma Pochon de levering, voorwerp van de hoofdvordering en neergelegd in factuur nr. SI 2976/1 dd. 30 augustus 1996, heeft betwist als zijnde niet conform of als gebrekkig.
Alle concrete opwerpingen omtrent kwaliteit van koopwaar, betreffen andere koopwaar, dan die welke het voorwerp is van de hoofdvordering.

c.
In deze omstandigheden dient de hoofdvordering als principieel gegrond te worden aangezien.

II.
T e g e n v o r d e r i n g

a.
De firma Pochon werpt op dat er gebreken zijn aan de koopwaar van drie leveringen.
Uit de door de NV Silver voorgelegde stukken, blijken het leveringen te betreffen, neergelegd in volgende facturen:
- factuur nr. SI 2758/1 dd. 27 september 1995: garen 40/2
- factuur nr. SI 2785/1 dd. 8 november 1995: garen 36/2
- factuur nr. SI 2831/7 dd. 7 juli 1996: garen 24/2
Zij houdt voor de agent, dhr. Montagne, dienomtrent in kennis te hebben gesteld.
De heer Montagne bevestigt in een fax-schrijven dd. 25 april 1997 aan de firma Pochon, de NV Silver in kennis te hebben gesteld van gebreken in de loop van de maand april 1996.

b.
Het is juist te stellen dat de agent vermoed mag worden bevoegd te zijn om klachten in verband met verkochte goederen in ontvangst te nemen (zie E. Dursin en K. Van den Broeck, Handelsagentuur, blz. 545, nr. 954).
De klacht dient evenwel te beantwoorden aan de vereisten die voor de geldigheid ervan, worden opgelegd door het Weens Koopverdrag: met name de tijdigheid én met aangifte van de gebreken.

c.
Indien het zou kloppen dat de heer Montagne in april 1996 (mondeling) in kennis is gesteld door de firma Pochon in verband met bepaalde gebreken, én indien eveneens aangenomen wordt dat de klachten (mondeling) ook concreet waren, kunnen deze klachten "slechts" de leveringen van de facturen dd. 27 september en 8 november 1995 hebben betroffen.
De levering van de factuur dd. 1 juli 1996 dateert immers van nadien.

d.
Men kan aannemen dat er tot onderzoek van garens die zullen verweven worden, en waarvan nadien zal overgegaan worden tot verving, enige tijd nodig is.
Doch meer dan een drietal maand kan bezwaarlijk desbetreffend worden verleend aan de koper.
De overeenkomst is weliswaar "internationaal", doch Frankrijk is niet zo ver dat dit een langere protesttermijn zou kunnen rechtvaardigen.

e.
Overigens, - gesteld dat er door de firma Pochon op geldige wijze is geprotesteerd in de loop van april 1996 - vaststellende dat er blijkbaar vanwege de NV Silver geen enkele reactie is geweest, zou men in alle redelijkheid mogen verwachten dat de firma Pochon haar aanvankelijk mondeling protest schriftelijk ten aanzien van de NV Silver zou herhalen.
In casu is er slechts voor de eerste maal sprake van een schriftelijk protest met aangetekend schrijven dd. 21 januari 1997, waarin voor de eerste maal ook protest is opgenomen m.b.t. de levering van de factuur dd. 1 juli 1996.
De laattijdigheid van het protest springt onder alle opzichten in het oog.

f.
Waar het voorwerp van de diverse koop-overeenkomsten, garens zijn afkomstig van
- derden-producenten
- uit de "Derde Wereld" (Indonesië en India),
waarvan inderdaad mag aangenomen worden dat de NV Silver hoogstens bij monsterneming de kwaliteit heeft gecontroleerd, én de firma Pochon dit heel goed wist - minstens diende te weten - is het niet te begrijpen dat de firma Pochon de kwestieuze garens niet sneller heeft gekeurd of heeft doen keuren.
Een en ander, geplaatst ook in voormelde concrete omstandigheden, stelt de laattijdigheid van het protest vanwege de firma Pochon nog meer in het licht.

g.
De zich opdringende conclusie is dat de tegenvordering als onbewezen en bijgevolg ongegrond, dient te worden afgewezen.

Omtrent de gevraagde uitsluiting van het vermogen tot kantonnement

Er wordt door de NV Silver International geen specifieke motivering verschaft waarom de mogelijkheid tot kantonnering - een principieel recht in hoofde van de schuldenaar - zou dienen te worden uitgesloten (zie Gent, 22 december 1993, P & B, 1994, 41 e.v.).

De motivering dient daarenboven de toestand van de schuldeiser te betreffen.

De rechtbank kan dan ook niet ingaan op de vraag tot uitsluiting van de mogelijkheid daartoe.

O p d e z e g r o n d e n,
D e R e c h t b a n k, alle andere besluiten afwijzend als niet dienend,

Rechtsprekend op tegenspraak;

Verklaart de exceptie van arbitrage ontvankelijk doch ongegrond;

Verklaart de exceptie van territoriale onbevoegdheid ontvankelijk doch ongegrond;

Verklaart de hoofdvordering ontvankelijk en gegrond:

Veroordeelt de vennootschap naar Frans recht "POCHON TISSAGE S.A." tot betaling van 88.556,55 Franse frank (achtentachtigduizend vijfhonderdzesenvijftig Franse frank en vijfenvijftig centimes), meer de moratoire intresten vanaf 5 november 1996 tot 15 januari 1997 en van dan af de gerechtelijke intresten tot de dag van de uiteindelijke betaling;

Verklaart de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond;

Veroordeelt de vennootschap naar Frans recht "POCHON TISSAGE S.A." tot alle gerechtskosten, vastgesteld aan de zijde van de NV Silver International tot op heden op 10.068 fr. kosten dagvaarding en rolstelling en 12.300 fr. rechtsplegingsvergoeding, meer de kosten van uitreiking in Frankrijk;

[...]}}

Source

Source:
- Dr. Patrick Wautelet, Katholieke Universiteit, Leuven, Belgium

Original in Dutch:
-Unpublished}}