Data
- Date:
- 20-02-1998
- Country:
- Netherlands
- Number:
- 16.442
- Court:
- Hoge Raad
- Parties:
- W.M.J.M. Bronneberg v. Ceramica Belvedere SpA
Keywords
LACK OF CONFORMITY TIME OF EXAMINATION HIDDEN DEFECTS BUYER SHOULD EXAMINE GOODS IMMEDIATELY AFTER RECEIVING CUSTOMER'S FIRST COMPLAINTS (ART. 38(1) CISG)
LACK OF CONFORMITY TIME OF NOTICE FOUR MONTHS AFTER THE BUYER SHOULD HAVE EXAMINED THE GOODS UNREASONABLE (ART. 39(1) CISG)
RIGHT TO INTEREST (ART. 78 CISG) - INTEREST RATE - ACCRUAL FROM DATE PAYMENT HAD TO BE MADE (ART. 59 CISG) - NO NEED OF FORMAL REQUEST BY SELLER
Abstract
An Italian seller delivered floor tiles to a Dutch buyer, who resold a part of them to customers. Seven months after delivery, just before summer vacation, the buyer received complaints from a customer regarding the quality of the tiles, which had allegedly seriously worn down and whose surface had become dull and dark. The buyer inspected and cleaned the tiles within the following month (mid August) but did not give notice of the lack of conformity to the seller until three months later, when he received further complaints by the same customer and upon a second inspection was finally convinced that the goods were actually defective. The seller commenced an action asking for payment, which the buyer refused on the grounds of lack of conformity of the goods. At first instance the Courts decided in favor of the seller; the buyer appealed to the Supreme Court.
The Supreme Court confirmed the first instance decisions on the question of the applicability of CISG, as part of the governing law of the contract (Italian law).
The lower Courts' decisions were confirmed also as regards the lack of conformity of the tiles. According to the Court, the buyer had not examined the goods as soon as practicable under the circumstances (Art. 38(1) CISG) and had failed to give notice of the lack of conformity to the seller within a reasonable time after he had discovered it or ought to have discovered it (Art. 39(1) CISG). The buyer should have inspected the goods immediately after receiving the customer's complaints in July instead of waiting until mid August, notwithstanding summer vacation, and should have given notice to the seller shortly afterwards and not almost four months later. The mere fact the buyer wanted to be sure of the existence of the defects before communicating it to the seller was not sufficient to consider the notice given within a reasonable time, since the buyer could have given notice if necessary expressing his own doubts as to whether the customer's complaints were well founded. Furthermore, the notice could have been sufficiently precise because the alleged defects could have been precisely described (early serious wearing down and altered coloration of the tiles).
The seller was awarded interest on the sums due at the Italian statutory rate, accruing from the date in which payment had to be made, without the need of a formal request by the seller (Arts. 78 and 59 CISG).
Fulltext
EXCERPTS OF FULL TEXTS
FIRST INSTANCE COURT:
Arrondissementsrechbank Hertogenbosch
[…]
4. Deze Rb. is bevoegd van de vorderingen in conventie kennis te nemen op grond van art. 2 van het EEG-executieverdrag. De bevoegdheid van deze Rb. ten aanzien van de reconventionele vorderingen vloeit voort uit art. 6, lid 3, van het EEG-executieverdrag.
5. Het toepasselijke recht
Het onderhavige geschil betreft een internationale koop van roerende lichamelijke zaken. Partijen hebben zich niet expliciet uitgelaten over het toepasselijke recht en evenmin een duidelijke rechtskeuze gemaakt.
De Rb. overweegt ambtshalve, dat volgens de regels van Nederlands internationaal privaatrecht, de verhouding tussen partijen beheerst wordt door het recht van het land van vestiging van de partij, die de karakteristieke prestatie heeft verricht.
In casu leidt dit tot toepassing van het recht van Italië, zijnde het recht van het land waar Belvédère, die als verkoper geacht wordt de karakteristieke prestatie te hebben geleverd, gevestigd is.
Gelet op het feit dat het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (CISG, Tractatenblad 1981, 184) voor Italië in werking is getreden per 1 januari 1988 en de onderhavige internationale koopovereenkomst nadien is gesloten en voorts niet gesteld noch gebleken is dat partijen de toepasselijkheid van het verdrag hebben uitgesloten, dient het onderhavige geschil aan de hand van het CISG te worden beoordeeld.
Voorzover bepaalde geschilpunten niet aan de hand van dit verdrag kunnen worden beoordeeld, dienen de te deze toepasselijke bepalingen van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek, de Codice Civile te worden toegepast. De toopasselijkheid van de LUVI is, anders dan Belvédère blijkens de conclusie van dupliek in reconventie kennelijk meent, niet aan de orde, nu Italië ten tijde van het sluiten van de onderhavige koopovereenkomst geen partij meer was bij dit verdrag.
[...]
6.5. Ingevolge art. 78 CISG kan Bronneberg aanspraak maken op de wettelijke rente. Naar in de rechtspraak en literatuur wordt aangenomen, is in beginsel rente verschuldigd vanaf de vervaldag. Ingebrekestelling en/of nadere rente-aanzegging is niet vereist. Hierbij wordt wederom de achterliggende bedoeling bij het verdrag van volledige schadevergoeding in ogenschouw genomen. Ook vloeit een en ander voort uit de artt. 59, 61 lid 1 onder b. 74 en 78 CISG, in hun onderlinge samenhang en verband beschouwd.
Het voorgaande leidt ertoe, dat Belvédère aanspraak kan maken op de wettelijke rente met ingang van 24 november 1990. Deze wettelijke rente betreft de wettelijke rente met ingang van 24 november 1990. Deze wettelijke rente ingevolge het Italiaans Burgerlijk Wetboek.'
Volgt veroordeling in conventie en afwijzing in reconventie.
APPELLATE COURT:
Gerechtshof's Hertogenbosch
[…]
'd. Er is niet tegen gegriefd, dat te dezen Italiaans recht, alsmede het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreftende roerende zaken, gesloten te Wenen op 11 april 1980, Trb. 1981, 184 en 1986, 61), hierna te noemen het VN Koopverdrag, van toepassing is, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan.'
[…]
SUPREME COURT:
Hoge Raad
[...]
(iii) Op de verhouding tussen partijen is Italiaans recht van toepassing, hetgeen meebrengt dat het onderhavige geschil moet worden beoordeeld volgens de bepalingen van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, gesloten te Wenenop 11 april 1980 (Trb. 1981, 184 en 1986, 61), hierna te noemen het "Weens Koopverdrag".
[…]}}
Source
Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR), 1998, nr. 214
- Nederlands Juristenblad (NJB), 1998, 566-567 [Summary of Full Text]
Commented on by:
- M.F. Papandréou-Deterville, Recueil Dalloz, 1998, Somm. 313-314}}