Data

Date:
01-03-1995
Country:
Belgium
Number:
AR 3641/94
Court:
Rechtbank van Koophandel, Hasselt
Parties:
J.P.S. BVBA v. Kabri Mode BV

Keywords

RIGHT TO SUSPEND PERFORMANCE (ART. 71 CISG) - SERIOUS DEFICIENCY IN PERFORMING UNDER A PREVIOUS ORDER

AVOIDANCE OF CONTRACT - SELLER'S RIGHT TO AVOID THE CONTRACT (ART. 64 CISG)- FORMAL REQUIREMENTS - NO NEED OF COURT ORDER

Abstract

A Belgian buyer ordered fashion goods (winter clothes) from a Dutch seller. After delivery of the goods and partial payment, the buyer placed a second order regarding summer clothes. The seller replied that it would deliver the summer clothes only upon full payment of the invoices sent for the first order and still unpaid. The buyer commenced an action asking for damages caused by the failure to deliver the ordered goods. The seller counterclaimed.

The Court held that the contract was governed by CISG, either because the seller's standard terms contained a choice of law clause in favor of The Netherlands, a contracting State, or - if the clause had not become part of the contract - because the Belgian private international law rules referred to Dutch law (Art. 1(1)(b) CISG).

In the Court's opinion, according to Art. 71 CISG the seller had the right to suspend its performance, i.e. delivery of the second order, until full payment of the first delivery, especially taking into account that the buyer's serious delay in payment (over seven months) could reasonably lead to the suspicion that it would not perform in the future.

The Court held that the seller had the right to avoid the contract under Art. 64 CISG without recourse to a Court order.

The seller was further awarded damages and interest on the sums due. Without referring to CISG the Court applied the interest rate determined by the standard practice of the same Court.

Fulltext

[...]

D E F E I T E N

Eiseres kocht bij verweerster, een Nederlandse handelsvennootschap, textielwaren. Die werden gefactureerd op 24/08/93 ad 336.970,- fr en 27/08/93 ad 214.440,- fr. Zij waren betaalbaar binnen de dertig daser.

Die facturen voorzien dat de verkoopsvoorwaarden gedeponeerd zijn ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te 's Gravenhage. In die verkoopsvoorwaarden is voorzien dat Nederlands' recht van toepassing is op alle transacties en dat alle geschillen aanhangig gemaakt worden bij de bevoegde rechter te 's Gravenhage.

Op 15/09/93 bestelde eiseres de zomercollectie. Er was voorzien dat die diende geleverd op 08/02/94 en 25/03/94.

Op 25/04/94 schrijft verweerster aan eiseres:

'Wij danken U voor Uw betaling van heden, groot 214.440 betreffende onze factuur dd. 27/08/93... Thans rest nog een factuur, te weten dd. 24/08/93 groot 336.970. Bijgaand het rekeningoverzicht. Wij maken van de gelegenheid gebruik U mede te delen dat de zomerorder op onze showroom te A'dam ter Uwer beschikking staat. Gaarne vernemen wij van U wanneer wij deze aan U ter afzending kunnen brengen'.

Aan die brief is een rekeninguittreksel gehecht met rentenota 1ste helft 1993 4.960,- fr, rentenota 2de helft 1993 30.657,- fr.

Op 26/04/94 schreef eiseres aan verweerster (het bewijs van aangetekende zending dateert van 27/04/94 dat de levering diende te gebouren vóór 25/03/94. Zij achtte zich verplicht haar rechten de vrijwaren en zou bij afzonderlijk schrijven haar schadeclaim laten geworden.

Op 02/05/94 antwoordt verweerster:

'... O.i. ligt de situatie anders dan door U is weergegeven in uw brief. De reden dat wij Uw zomerorder nog niet hebben uitgevoerd, ligt aan U, wegens het niet correct en op tijd betalen van onze winterleveringen aan U... U zelf heeft mij in een telefoongesprek medegedeeld dat een van de redenen waarom U te laat betaalde was, om te voorkomen, dat wij Uw zomergoederen op tijd zouden leveren... Zoals reeds medegedeeld in ons schrijven van 25/04/94 staat de complete zomerorder klaar om aan U te worden verzonden zodra de laatste factuur is voldaan...'

Op 11/08/94, 12/08/94, 01/09/94, 16/09/94, 04/10/94 volgen nieuwe vruchteloze ingebrekestellingen van verweerster.

Eiseres vraagt niet de ontbinding maar een schadevergoeding als volgt:
aankoopprijs 576.164,- fr (min winstmarge) 1.325.177,- fr
aankoopprijs - 576.164,- fr
= 749.013,- fr
saldo voordeel verweerster - 336.970,- fr
= 412.043,- fr.

Verweerster beroept zich op de exceptie van niet nakoming, zoals voorzien door art. 72-73 van de eenvormige wet op de internationale koop van roerende lichamelijke zaken. In laatste besluiten vraagt zij de ontbinding.

B E O O R D E L I N G

1.
Partijen roepen niet in dat de Belgische rechtbanken geen rechtsmacht hebben.

2.
De collisieregels in zake internationale verkoop van roerende lichamelijke zaken worden terug gevonden in het verdrag van Den Haag van 15/06/1955 nopens de internationale koop van roerende lichamelijke zaken toepasselijke wet, zoals goedgekeurd bij de wet van 21/09/1962. Die bepaalt in art. 2 dat 'de koop wordt beheerst door de interne wet van het door de contracterende partijen aangewezen land... De vereisten voor de geldigheid van de toestemming van partijen t.a.v. het toepasselijk verklaren van een wet worden door die wet geregeld'.

Met andere woorden : de vraag of eiseres haar toestemming heeft gegeven tot het van toepassing zijn van de Nederlandse wet, zoals bepaald in de algemene voorwaarden van verweerster, dienen volgens het Nederlands recht te worden geregeld.

Naar Belgisch recht wordt de vraag of algemene voorwaarden waarnaar in een factuur wordt verwezen maar die elders ter inzage liggen - zoals op de griffie van een rechtbank - de bestemmeling tegenstelbaar zijn, in de regel negatief beantwoordt (Dirix en Ballon in A.P.R., Tw. De factuur, nr. 235).

Naar Nederlands recht is het antwoord anders (zie Couwenbergh, Algemene voorwaarden in internationale overeenkomsten, T.B.H., 1993, 202).

Dus is het beding in de factuurvoorwaarden over de toepasselijkheid van het Nederlands recht ter zake van toepassing.

Overigens indien die factuurvoorwaarden niet zouden gelden, zou overeenkomstig art. 3 de verkoop worden beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewoon verblijf heeft op het ogenblik waarop h.ij de order ontving:

ter zake dus in Nederland en zou eveneens Nederlands recht van toepassing zijn.

3.
Naargelang het recht dat van toepassing wordt verklaard het recht is van een land dat het verdrag van 01/07/1964 (houdende de eenvormige wet in zake de internationale koop van roererde en lichamelijke zaken) bekrachtigd heeft of het verdrag van 11/04/1980 (het Weens koopverdrag, is het ene of andere van toepassing.

Op 01/01/1992 trad dit laatste verdrag voor Nederland in werking en dit voor de overeenkomsten gesloten vóór of ná die datum (zie Meeusen, noot onder Kh.Hasselt, 30/03/1994, die een verkeerde datum aannam, R.W. 1994-95, 265).

De zaak dient dus beoordeeld volgens het Weens koopverdrag.

4.
Het recht op opschorting is voorzien in art. 71 e.v. Weens koopverdrag:

'De basisregel is dat een partij de nakoming van haar verplichting kan opschorten indien na het sluiten van de overeenkomst blijkt dat de wederpartij een werkelijk deel van haar verplichtingen niet zal nakomen (...). De niet-nakoming moet het gevolg zijn van een ernstig tekortschieten van de wederpartij om haar verplichtingen na te komen, of van aantasting van haar kredietwaardigheid of van haar gedrag bij de voorbereiding van de nakoming dan wel bij de nakoming zelf. Het moet ook duidelijk zijn dat de wederpartij niet zal nakomen... In ieder geval moet de duidelijkheid van de aanstaande niet-nakoming door de ene partij ze groot zijn dat het redelijk is dat de andere partij haar nakoming opschort totdat haar voldoende zekerheid is verschaft. De niet-nakoming moet ook een aanmerkelijk deel van de overeenkomst betreffen' (Van de Zee, Het nieuwe recht van de internationale koop-verkoop, Antwerpen, 1993, 37).

De rechtbank is van oordeel dat, getoetst aan art. 71 e.v. Weens koopverdrag, het redelijk was dat verweerster de levering c.q. afhaling van de zomercollectie 1994 opschortte tot de wintercollectie volledig betaald was en dat zij mocht van oordeel zijn, gelet op het feit dat eiseres de wintercollectie zeven maanden na vervaldag nog niet volledig betaald had, dat eiseres haar verplichting tot betaling van de zomercollectie niet zou nakomen.

5.
In besluiten neergelegd ter zitting van 15/02/95, heeft verweerster haar tegeneis uitgebreid met een vraag tot ontbinding van de bij de bestelbon dd. 15/09/93 gesloten overeenkomst.

Het Weens koopverdrag voorziet niet in een ontbinding door de rechter maar in het feit dat een partij de overeenkomst ontbonden kan verklaren.

De rechtbank begrijpt de vordering van verweerster op dit stuk dan ook in die zin dat eiseres op tegeneis de rechtbank vraagt vast te stellen dat zij de overeenkomst terecht ontbonden verklaard heeft.

6.
De hoofdeis is ongegrond.

De tegeneis is aldus gegrond met dien verstande evenwel dat de rechtbank de schadevergoeding volgens haar gebruikelijke rechtspraak herleidt tot 10% en de nalatigheidsintresten tot 12%.

De voorschriften van artikels 2-30 tot 37 van de wet van 15 juni 1935, op het gebruik van de talen in gerechtszaken, werden nageleefd.

O M D E Z E R E D E N E N:
na beraadslaging, beslist de rechtbank, op tegenspraak:

Zij geeft eiseres akte van het feit dat zij inmiddels in vereffening is.

Zij verklaart de hoofdeis toelaatbaar maar ongegrond.

Zij verklaart de tegeneis toelaatbaar.

Zij verklaart de uitbreiding van de tegeneis eveneens toelaatbaar.

Zij begrijpt de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst bij de bestelbon dd. 15/09/93 als een vordering tot vaststelling dat eiseres op tegeneis terecht de overeenkomst van 15/09/93 ontbonden heeft verklaard.

Zij verklaart de tegeneis grotendeels gegrond.

Zij zegt voor recht dat verweerster op tegeneis terecht de overeenkomst van 15/09/93 ontbonden heeft verklaard.

Zij veroordeelt eiseres, verweerster op tegeneis, tot betaling aan verweerster, eiseres op tegeneis, van 370.667,- fr, meer de conventionele intresten aan 12% op 336.970,- fr van 24/08/93 tot datum van betaling, meer de gerechtelijke intresten op 37.067,- fr vanaf 05/11/94 tot de datum van volledige betaling en de kosten. Zij vereffent deze in hoofde van eiseres op 19.730,- fr en in hoofde van verweerster op 11.700,- fr.

Zij verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zonder borgtocht en niettegenstaande alle verhaal.

[...]}}

Source

Original in Dutch:
- unpublished

Source:
- Prof. H. Van Houtte and Dr. P. Wautelet, Katholieke Universiteit Leuven, Belgium}}