Data
- Date:
- 24-01-1995
- Country:
- Belgium
- Number:
- AR 2532/93
- Court:
- Rechtbank van Koophandel, Hasselt
- Parties:
- Wilvorst Herrenmode GmbH v. NV. Erarts
Keywords
EXCLUSION OF CISG (ART. 6 CISG) - IMPLIED EXCLUSION - EXCLUSION CLAUSE CONTAINED IN SELLER'S STANDARD TERMS - VALID IF STANDARD TERMS BECAME PART OF THE CONTRACT
INCLUSION OF STANDARD TERMS IN THE CONTRACT THROUGH LETTER OF CONFIRMATION- MATTER EXCLUDED FROM SCOPE OF CISG - DOMESTIC LAW APPLICABLE
Abstract
A German seller and a Belgian buyer concluded a contract for the sale of fashion goods. The Court had to decide which law governed the contract.
The Court held that in principle CISG was applicable since the Belgian private international law rules referred to the law of Germany, a contracting State (Art. 1(1)(b) CISG).
The seller argued, however, that CISG had been expressly excluded by a clause contained in its standard terms. It its view the standard terms had become part of the contract since they were referred to in a letter of confirmation sent by the seller to the buyer after the conclusion of the contract and the buyer had not objected to the letter of confirmation.
The Court held that the question of the inclusion of the seller's standard terms in the contract was to be decided under German law, which was the domestic law applicable to the contract according to the Belgian private international law rules. Under German law CISG would be validly excluded, were it ascertained that the exclusion clause was referred to in a letter of confirmation which the buyer received but did not object to.
Fulltext
[...]
1. Verweerster plaatste bij dhr. Gensterblum, vertegenwoordiger van aanlegster in België, op 24/12/92 een bestelling van 242 stuks ceremoniekleding met het oog op de verhuring ervan.
Op 4/1/93 werd een tweede bestelling geplaatst voor 23 stuks.
Verweerster zou dan twee orderbevestigingen van aanlegster hebben ontvangen, waarop de overeengekomen leveringsdatum, nl. 1/3/93, werd aangebracht.
Volgens aanlegster zouden voornoemde dokumenten geen orderbevestigingen, doch wel de bestelbons zijn. De bestellingen werden, naar aanlegster beweert, bevestigd door haar dokumenten van 26/1 en 28/1/93 (stukken 3 en 4 aanlegster).
Op 23/2/93 werden bij verweerster 113 stuks aangeboden. Deze levering, vergezeld van faktuur nr 46.447 dd. 17/2/93 t.b.v. 36.466,1 DM, werd door verweerster geweigerd. De reden van weigering zette verweerster uiteen in haar brief van 24/2/93. De kledingsstukken waren niet voorzien van etiketten waarop de naam van de fabrikant en verweerster waren aangebracht.
Op 23/3/93 werd het totaal aantal bestelde kledingsstukken bij verweerster aangeboden. Deze werden echter opnieuw door verweerster geweigerd omdat de bedongen leveringstermijn werd overschreden en de kledingsstukken werden aangeboden op een ogenblik dat de winkel reeds was geopend (zie brief verweerster dd. 13/4/93).
Nadien wordt er tussen partijen briefwisseling gevoerd waarbij aanlegster zich niet akoord verklaart met het door verweerster ingenomen standpunt en de uitvoering van de overeenkomst vordert, terwijl verweerster meent de goederen te kunnen weigeren en meent gerechtigd te zijn op een schadevergoeding geraamd op provisioneel 1.000.000- fr. Bij brief van 19/08/93 verklaart verweerster de koopovereenkomst ontbonden krachtens de bepalingen van de eenvormige wet inzake de totstandkoming van internationale koopovereenkomsten betreffende roerende lichamelijke zaken.
2. Verweerster is van oordeel dat op de tussen partijen gesloten overeenkomst de Belgische wetgeving van toepassing is.
Aanlegster stelt dat de Duitse wetgeving van toepassing is daar zulks werd bedongen in de orderbevestigingen van 26/l/ en 28/1/93 (waarvan verweerster ontkent ze te hebben ontvangen) en de faktuurvoorwaarden.
In casu gaat het om een internationale koop van roerende lichamelijke zaken zodat de bepalingen van het verdrag van Den Haag van 15 juni 1955 bepalen welke wet toepasselijk is.
Art. 2 van dit verdrag stelt dat de koop wordt beheerst door de interne wet van het door de contracterende partijen aangewezen land. Krachtens art. 3 wordt de koop, bij gebreke aan een door partijen toepasselijk verklaarde wet, beheerst door de interne wet van het land waar de verkoper zijn gewoon verblijf heeft op het ogenblik waarop hij het order ontvangt.
Zulks houdt in dat, zelfs zo partijen geen interne wet toepasselijk hebben verklaard, hetgeen verweerster voorhoudt, toch de Duitse wetgeving ingevolge de bepalingen van art. 3 dient toegepast te worden, daar aanlegster haar gewoon verblijf op het ogenblik van de ontvangst van het order, in Duitsland had.
Daar in Duitsland sedert 1/1/91 het Weens Koopverdrag van toepassing is en dus deel uitmaakt van de Duitse wetgeving, dient voornoemd verdrag normalerwijze te worden toegepast.
Het Weens koopverdrag is echter niet dwingend van aard, zodat partijen de toepassing van het verdrag kunnen uitsluiten (O. Van der Zeer, Het nieuwe Recht van de internationale koop- verkoop, Antwerpen, 1993, p. 10).
Deze uitsluiting dient in principe te worden bedongen voor het sluiten van de overeenkomst.
Zo mag een partij als voorwaarde voor de aanvaarding van een aanbod stellen dat het Weens koopverdrag zal uitgesloten worden.
Dit betekent in casu dat aanlegster bij de aanvaarding van de bestelling de uitsluiting van het Weens koopverdrag had moeten bedingen. Zulks zou gedaan zijn bij de orderbevestigingen van 26/l en 28/1/1993, alwaar op de achterzijde algemene voorwaarden werden afgedrukt waarin wordt bepaald dat de rechtsverhoudingen tussen partijen worden beheerst door het Duitse recht met uitsluiting van het Weens koopverdrag.
Zoals reeds eerder werd aangehaald ontkent verweerster deze dokumenten ooit te hebben ontvangen. Zij houdt voor enkel die dokumenten die zij bijbrengt onder de stukken 3 en 4 te hebben ontvangen van aanlegster. Op deze dokumenten, die volgens verweerster de orderbevestigingen uitmaken, werden geen algemene voorwaarden afgedrukt zodat uiteraard alsdan de uitsluiting van het Weens koopverdrag niet werd bedongen.
Aanlegster toont niet aan dat verweerster heeft kennis gekregen van de orderbevestigingen dd. 26/1 en 28/1/93 zodat niet kan worden aangenomen dat een uitsluiting van het Weens koopverdrag bij het aanvaarden van de bestelling van verweerster werd bedongen.
Eens de overeenkomst gesloten mag één der partijen niet eenzijdig de toepassing van het verdrag uitsluiten. Wel kunnen partijen gezamenlijk overeenkomen zuls te doen.
Krachtens de Duitse wetgeving kunnen binnen het 'Kaufmännischer Geschäftsverkehr' algemene voorwaarden bij louter stilzwijgen van de medekontraktant geacht worden aanvaard te zijn. Dit is het geval bij ontvangst van een 'Kaufmännisches Bestätigungsschreiben' waarin algemene voorwaarden opgenomen zijn (I. Couwenberg, Algemene voorwaarden in de internationale overeenkomsten, T.B.H. 1993, 203-204).
Dit zou kunnen inhouden dat wanneer de fakturen van aanlegster als een Kaufmännisches Bestätigungsschreiben kunnen beschouwd worden, de erop aangebrachte algemene voorwaarden, daar deze door verweerster niet werden geprotesteerd, stilzwijgend door verweerster werden aanvaard en tussen partijen volledige geldingskracht hebben, zodat de Duitse wetgeving, met uitsluiting van het Weens koopverdrag, dient toegepast te worden.
Het komt de rechtbank gepast voor de debatten te heropenen teneinde de partijen toe te laten standpunt in te nemen omtrent het feit of de fakturen van aanlegster al dan niet als 'Kaufmännisches Bestätigungsschreiben' en dit volgens de Duitse wetgeving, kunnen beschouwd worden.
3. In zoverre de Duitse wetgeving, met uitsluiting van het Weens koopverdrag, toepasselijk zou zijn dienen partijen standpunt in te nemen omtrent het feit of de overeenkomst op éénzijdige wilaverklaring kan ontbonden worden, zoals verweerster heeft gedaan bij brief van 19/08/93 (wat bvb. krachtens de Belgische wetgeving in principe niet kan daar art. 1184 B.W. de voorafgaandelijke tussenkomst van de rechter vereist) en zo neen, of de op éénzijdige wilsverklaring ontbonden overeenkomst toch ontbonden blijft, dan wel of de rechter alsnog de ontbinding dient uit te spreken.
Voorts acht de rechtbank het noodzakelijk dat aanlegster een vertaling van haar in de Duitse taal opgestelde algemene voorwaarden in de Nederlandse taal zou bijbrengen.
4. De uiteindelijke reden waarom verweerster de goederen niet in ontvangst heeft genomen zou liggen in het feit dat een belangrijk evenement, nl. 'Hasseluth' voor de levering der kledingsstukken zou hebben plaats gevonden.
Verweerster zou alzo een kans om behoorlijk wat feestkledij te verhuren aan zich voorbij hebben zien gaan.
Op welke datum precies 'Hasseluth' doorging wordt niet door partijen aangegeven. Verweerster zou dan ook dienaangaande de nodige informatie en stukken dienen bij te brengen. De voorschriften der art.2.30 tot 37 van de wet van 15 juni 1935 werden nageleefd.
O M D E Z E R E D E N E N, de rechtbank, na beraadslaging, op tegenspraak:
Alvorens uitspraak te doen over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de vordering, beveelt een heropening der debatten, teneinde partijen toe te laten te handelen zoals omschreven in het motiverend gedeelte van het vonnis.
Verzendt ten dien einde de zaak naar de rol van deze kamer.
Houdt de uitspraak over de kosten aan.
[...]}}
Source
Original in Dutch:
- unpublished
Source:
- Prof. H. Van Houtte and Dr. P. Wautelet, Katholieke Universiteit Leuven, Belgium}}