Data

Date:
24-04-1996
Country:
Netherlands
Number:
456/95/He
Court:
Gerechtshof's Hertogenbosch
Parties:
E.H.T.M. Peters v. Kulmbacher Spinnerei & Co. Produktions KG

Keywords

FORMATION OF CONTRACT - INCORPORATION OF STANDARD TERMS - RELEVANCE OF USAGES OF THE PARTICULAR TRADE CONCERNED AND PRACTICES ESTABLISHED BETWEEN PARTIES (ART. 9 CISG)

Abstract

A Dutch buyer ordered yarn from a German seller. The seller replied by fax and later sent a formal confirmation of order which referred to the standard terms of the German Association of yarn traders. The standard terms, inter alia, provided that the interest rate in case of late payment was to be 4% over the discount rate of the Deutsche Bundesbank. After delivery the seller commenced an action for payment of the purchase price and interest according to its standard terms.

The Court observed that there was no significant difference between CISG (inter alia Art. 9 CISG) and German and Dutch domestic law with regard to the question as to whether the seller's standard terms had become part of the contract.

Without stating which law it was applying, the Court found that the standard terms had become part of the contract, though there was no evidence of the buyer having received the confirmation of order referring to them. In reaching this conclusion the Court took into account that standard terms are regularly used in the particular trade concerned. Owing to its experience as a businessman in the trade concerned, the buyer could not have been unaware of the widespread use of the standard terms referred to by the seller, nor of the specific provisions on interest, which were not of such a character that the buyer could not have expected them. This all the more so since the buyer had already concluded contracts with the same seller in the past.

The seller was thus awarded the purchase price and interest at the rate fixed by the standard terms.

Fulltext

[...]

O V E R W E G I N G E N

Peters, een in Nederland wonende, vanuit Nederland opererende, en - naar bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel aangenomen mag worden - Nederlandse ondernemer, heeft op 15 april 1993 bij Kulmbacher, een Duitse, in Duitsland gevestigde en vanuit Duitsland opererende onderneming, garens besteld; de levering van garens dient als de meest karakteristieke prestatie te worden beschouwd.

Op totstandkoming en inhoud van de overeenkomst is van toepassing het Weens Koopverdrag.

Bij gebreke daarvan zou krachtens art. 4 EVO op de totstandgekomen overeenkomst Duits recht van toepassing zijn geweest; dat verdrag is weliswaar niet van toepassing op de totstandkoming van overeenkomsten, doch niettemin ligt het voor de hand om gelet op bovenstaande aanknopingspunten, bij gebreke van toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag, ook op de totstandkoming Duits recht van toepassing te achten. De plaats waar de overeenkomst tot stand is gekomen is niet eenduidig vast te stellen, nu de bestelling vanuit Nederland is gedaan doch de wederpartij in Duitsland heeft bereikt, terwijl voor de bevestiging het omgekeerde het geval is.

In het onderhavige geval bestaan echter, voor de vraag of de algemene voorwaarden waarvan Kulmbacher zich bedient - het Deutscher Garnkontrakt - tussen partijen gelden, geen relevante verschillen tussen het Weens Koopverdrag (onder meer art. 9), het Duitse recht (waarbij aangetekend moet worden dat het AGB-Gesetz niet van toepassing zou zijn nu Peters een 'Kaufman' is), en het Nederlandse recht.

Reeds eerder, in juli en december 1992, waren door Peters (kleine) bestellingen bij Kulmbacher geplaatst, waarbij op de opdrachtbevestigingen (NB: het arrest HR 15 maart 1991, waarnaar Peters verwijst, had betrekking op verwijzingen die op facturen voorkwamen) uitdrukkelijk naar de bepalingen van het Garnkontrakt werd verwezen. Naar aanleiding van de onderhavige bestelling (m.b.t. de monsterorder) is door Kulmbacher per faxbericht van 3 mei gereageerd; op 10 mei 1993 heeft Kulmbacher voor deze monsterorder (alsmede voor een produktieorder, welke behoudens de betaling thans niet in het geding is) formele opdrachtbevestigingen, waarop werd verwezen naar de algemene voorwaarden, aan Peters gezonden, doch deze evenwel niet geadresseerd aan het correcte adres Hescheweg 19 te Oss, maar aan het oude adres Terwaenen 21 te Oss. Dat deze opdrachtbevestigingen Peters zouden hebben bereikt is door deze betwist en is niet vast komen te staan.

Aangenomen dient te worden dat Peters uit hoofde van zijn ervaringen als ondernemer op de hoogte is van de omstandigheid dat binnen en buiten Nederland het gebruik van algemene voorwaarden wijd verbreid is; op het gebruik daarvan kan hij bedacht zijn.

Bij de aan de orde zijnde bepalingen gaat het niet om zodanige bedingen dat hij daarop niet bedacht heeft hoeven zijn.

Peters is kennelijk in dezelfde branche als Kulmbacher althans in een aanverwante branche werkzaam.

Kulmbacher bedient zich van algemene voorwaarden die naar zij stelt in Duitsland in haar branche gebruikelijk worden overeengekomen. Gelet op het algemene karakter van deze voorwaarden is de in algemene bewoordingen gestelde betwisting door Peters van dat bestendige gebruik in de branche, onvoldoende gemotiveerd. Zoals gezegd heeft Peters reeds tweemaal eerder - toegegeven: op kleine schaal - met Kulmbacher gehandeld, en was hij dus op de hoogte van het feit dat deze algemene voorwaarden hanteerde, waarbij hij bovendien kennis had kunnen nemen van de inhoud daarvan.

Op grond van het vorenoverwogene moet ervan uitgegaan worden dat de bepalingen van het Deutscher Garnkontrakt deel zijn gaan uitmaken van de overeenkomst.

T.a.v. de inhoud van de aangevallen bepalingen uit dat Garnkontrakt, alles ongeacht de vraag naar welk recht c.q. welke verdrags- of wets-)bepalingen deze moeten worden beoordeeld:

Het rentebeding: bedongen is een contractuele vertragingsrente van 4% boven het disconto van de Deutsche Bundesbank. Blijkens een overzicht van het verloop van dat disconto is dat sedert juli 1993 van 6,75 naar 3,5% in 1995 teruggebracht.

Aldus is de contractuele rente van 10,75 naar 7,5% teruggebracht. Dit is niet veel hoger dan de wettelijke rente in Nederland, die in dezelfde periode terugliep van 10 naar 7%; een en ander kan niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.

Het beding inzake de 'Nachfrist' van 4 weken: dit is niet een beding als bedoeld in art. 6:237e BW. Het gaat om een gelimiteerde, overzienbare verlening van de termijn.

Het beding inzake de plaats van aflevering: niet valt in te zien wat er onredelijk aan is om, in verband met de leveringstermijn, te bepalen dat de aflevering geacht wordt te hebben plaatsgevonden zodra de goederen klaar staan ter verzending.

Geen van de gewraakte bedingen zou naar Nederlands recht onredelijk bezwarend moeten worden geacht. Dat hierover naar Duits recht c.q. volgens het toepasselijke verdragsrecht anders zou moeten worden geoordeeld is niet aannemelijk te achten.'

Het Hof overweegt vervolgens dat i.c. het faxbericht van 3 mei 1993 als opdrachtbevestiging heeft te gelden. Volgen feitelijke overwegingen, waarbij het Hof onder meer overweegt dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming door KSP. Volgt in conventie veroordeling van Peters tot voldoening van DM 46.335,30 vermeerderd met rente ten belope van het disconto van de Bundesbank vermeerderd met 4% vanaf 1 oktober 1993 tot de dag der voldoening en afwijzing van de vordering van Peters in reconventie.}}

Source

Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR), 1996, nr. 235}}