Data

Date:
09-10-1995
Country:
Netherlands
Number:
334/95/MA
Court:
Gerechtshof's Hertogenbosch
Parties:
Tissage Impression Mécanique J.J.M. S.A. v. M.J.H.M. Foppen

Keywords

JURISDICTION - JURISDICTION OF COURT FOR PLACE OF DELIVERY

DELIVERY - PLACE OF DELIVERY - CONTRACT INVOLVING CARRIAGE OF GOODS (ART. 31(A) CISG)

Abstract

A Dutch buyer bought textiles from a French seller. The buyer filed a claim for non conformity. The seller alleged that the Dutch Court had no jurisdiction over the case.

As to the question of jurisdiction, the Court found that the parties had agreed that the seller would send the goods to the buyer's place of business. Therefore, the contract of sale involved carriage of the goods. In such a case, the obligation to deliver consists in handing the goods over to the first carrier for transmission to the buyer (Art. 31(a) CISG). Since the goods were considered to have been delivered to the first carrier at the seller's place of business, the place of performance of the obligation was France.

This decision was confirmed by the Hoge Raad (Supreme Court), dated 26-09-1997 (see abstract and fulltext in UNILEX).

Fulltext

[...]

4.5. Alvorens tot een bespreking van de grieven over te gaan zal het Hof eerst nagaan door welk rechtsstelsel de tussen partijen gesloten overeenkomt tot levering van ten tijde van de koop reeds vervaardigde of toen nog te vervaardigen hoeveelheden stof wordt beheerst.

4.5.1. Nu zowel Nederland, waar Foppen is gevestigd, als Frankrijk, waar Tim is gevestigd, verdragsstaten zijn van het op 1 januari 1992 in werking getreden Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, gesloten te Wenen op 11 april 1980 (Trb. 1981, 184 en 1986, 61), hierna te noemen het Weens Koopverdrag, terwijl bovendien uit de orderbevestiging d.d. 7 juli 1993 blijkt dat partijen in respectievelijk Nederland en Frankrijk waren gevestigd, is voor zover partijen daarvan niet afgeweken zijn, het Weens Koopverdrag ingevolge art. l jo. art. 3 van dat verdrag op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing.

4.6. Grief I houdt in dat de Rb. te Maastricht op grond van art. 5 lid 1 van het EEG Executieverdrag onbevoegd is om van de vordering van Foppen in de hoofdzaak kennis te nemen.

4.7. De grief slaagt, zij het op andere rechtsgronden dan Tim heeft aangevoerd.

4.7.1. Uit de orderbevestiging d.d. 7 juli 1993 valt af te leiden dat de tussen partijen gesloten overeenkomst met zich bracht dat verkoopster Tim de stoffen bij de in Maastricht gevestigde koper Foppen diende af te leveren, zodat de koopovereenkomst tevens het vervoer van de stoffen omvatte.

4.7.2. Art. 31 aanhef en onder a van het Weens Koopverdrag bepaalt voor dat geval dat de verplichting tot aflevering door de verkoopster Tim bestond uit het afgeven van de stoffen aan de eerste vervoerder ter verzending aan de koper Foppen. 4.7.3. Omdat aangenomen mag worden dat de afgifte aan de eerste vervoerder heeft plaats gevonden bij de fabriek van Tim te - naar het Hof begrijpt: - Lyon, is Lyon de plaats waar de verbintenis, die aan de eis in de hoofdzaak ten grondslag ligt, is uitgevoerd.

Dit heeft tot gevolg, dat de Rb. te Maastricht niet ingevolge art. 5 lid 1 aanhef en onder 1 van het op grond van de respectieve woonplaatsen van partijen te dezen mede toepasselij ke EEG Executieverdrag bevoegd is.

4.7.4. In dit verband geeft het Hof te kennen dat bij een vordering tot schadevergoeding de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, de verbintenis is, waarvan de nietnakoming wordt aangevoerd als grondslag van de schadevordering. Dit brengt met zich dat als plaats van uitvoering geldt de plaats waar de niet-nagekomen contractuele verbintenis had moeten worden uitgevoerd. (Vgl. HvJEG 6 oktober 1976, NJ 1977, 170).

4.8. Aangezien de Rb. te Maastricht noch op grond van art. 5 aanhef en sub 1 van het EEG-Eexecutieverdrag noch anderszins bevoegd is om van de schadevordering van Foppen kennis te nemen, treft grief I doel.

4.9. Het beroepen vonnis zal worden vernietigd.

[…]}}

Source

Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR), 1996, nr. 118

Affirmed by:
- Hoge Raad 26-09-1997 (see abstract and fulltext in UNILEX)}}