Data
- Date:
- 02-04-2008
- Country:
- Netherlands
- Number:
- 57465/HA ZA 07-210
- Court:
- Rechtbank Middelburg
- Parties:
- --
Keywords
SALE OF YACHT - EXCLUDED FROM THE SCOPE OF CISG (ART. 2(E) CISG) - CISG NOT APPLICABLE
Abstract
A German buyer and a Dutch seller concluded a contract for the purchase of a sail yacht. Dutch law was chosen by the parties as the law governing the contract. Soon after delivery a technical problem occured with regard to the yacht. Through email the seller instructed the buyer how to solve the problem. The buyer followed instructions and had the appropriate repairs carried out. The buyer then sued the seller claiming the reimbursement of a large part of the reparation costs plus interest and procedural costs. In the opinion of the buyer, the lack of conformity of the goods amounted to a fundamental breach of contract by the seller under the CISG. The seller objected that the buyer had failed to meet one of the agreed contract clauses, according to which the buyer should have hired external experts to inspect the ship at the time of the sale.
The Court held that the yacht concerned had to be considered as a ship according to Art. 2(e) CISG. Therefore it decided that CISG was not applicable to the merits of the dispute.
Fulltext
Vonnis van 2 april 2008
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AKADEMISCHER SEGLERVEREIN ASV/ DER RHEINISCH-WESTFÄLISCHEN TECHNISCHEN HOCHSCHULE IN AACHEN E.V.,
gevestigd te Aken, Duitsland,
eiseres,
procureur mr. J.B. de Meester,
tegen
[gedaagde],
wonende te Breskens, gemeente Sluis,
gedaagde,
procureur mr. J.C. Bode 't Hart.
Partijen zullen hierna ASV en [geda[gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2007.
2. De feiten
2.1. ASV heeft bij koopovereenkomst van 8 mei 2005 een zeiljacht genaamd ‘Tonnere’, type Lutra 52, gebouwd in 1997 (hierna ook: het schip), voor een bedrag van € 370.000,- gekocht van [geda[gedaagde]. Hierbij zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen.
“Section 3.1
The vessel shall be delivered in the condition in which the vessel was seen and inspected by the Purchaser.
(…)
Section 4.1
The purchaser is entitled to have the vessel (put on the slip and) inspected prior to the delivery date, by a recognized firm of chartered surveyors of his choice, and at his own expense.
Section 4.2
In the event that the surveyor carrying out the inspection referred to in Section 4.1 discovers substantial defects or damage of a constructive nature the Seller and/or Purchaser are entitled to cancel the agreement, or:
a. the Seller shall repair the above-mentioned damage and defects discovered by the surveyor during the inspection referred to in Section 4.1 within a reasonable time and at his expense, and to the surveyor’s satisfaction, or,
b. the parties shall settle the costs of repair, which shall be determined by a recognized surveyor, by deducting them from the vessel’s selling price.
(…)
Section 4.4
If the Purchaser does not make use of his right to have an inspection carried out (…), he shall be assumed to have accepted the vessel in the condition referred to in Section 3.1.
(…)
Section 8.2
Dutch law shall exclusively apply to this contract”.
2.2. De overdracht heeft plaatsgevonden op 12 juni 2005 te Hamble, Verenigd
Koninkrijk.
2.3. ASV heeft aan de makelaar van [gedaagde], Joppe International Yachtbrokers te
Breskens, bij email van 20 juni 2005 onder meer meegedeeld:
“The repair of the gascet of the rudderbearing has not been successful. Even in calm sea we observe quite a lot of water coming into the yacht.”
2.4. [gedaagde] heeft bij email van 27 juli 2005 onder meer geantwoord:
“The rudder bearing is a sore point. It may require new “tunney” rollers. It will be best to discuss this with [F.M.] what can be done. I had hoped the matter was solved when we hauled the boat out of the water a couple of weeks ago”.
2.5. ASV heeft, na overleg met [gedaagde], tijdens de winterberging in 2005/2006 het roerlager van het schip laten vervangen tegen betaling van € 7.309,34.
3. Het geschil
3.1. ASV vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.524,17, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 januari 2006 tot de dag der algehele voldoening, alsmede veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, alles uitvoerbaar bij voorraad. De gevorderde hoofdsom bestaat uit een bedrag van € 5.482,- ter zake van schadevergoeding en € 1.042,17 aan buitengerechtelijke incassokosten. ASV vordert niet de gehele reparatiesom, vanwege correctie voor “nieuw voor oud”. De ingangsdatum voor de wettelijke rente is de datum van de factuur waarbij de kosten van de reparatie bij ASV in rekening zijn gebracht.
3.2. ASV stelt primair dat het Weens Koopverdrag in deze zaak van toepassing is. Er is sprake van (ver)koop van een roerende zaak die niet is gekocht voor persoonlijk gebruik of gebruik in gezin of huishouding. Het zeiljacht is niet aan te merken als zeeschip in juridische zin, ook al is het wel gekocht met het doel om het op open zee te gebruiken. Subsidiair beroept zij zich op het toepasselijke Nederlandse recht.
3.3. Ter onderbouwing van haar vordering stelt ASV dat het geleverde schip niet voldoet aan hetgeen zij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Het lekkende roerlager is een wezenlijk gebrek, omdat daardoor de stuurinrichting van het schip onklaar kan raken.
[gedaagde] kan geen beroep doen op artikel 4.4/3.1 van de koopovereenkomst; hij wist van de problemen met het roerlager en heeft die opzettelijk verzwegen. Het beroep op die bepaling faalt bovendien omdat ASV het schip uitvoerig heeft geïnspecteerd, het gebrek al bij de (tweede) proefvaart is vastgesteld, en het bestaan daarvan door [gedaagde] niet wordt betwist. [gedaagde] heeft toegezegd het lager te repareren. Uiteindelijk heeft ASV een nieuw roerlager moeten laten plaatsen. ASV heeft de inspectie niet door externe deskundigen laten doen, omdat zij zelf over voldoende deskundigheid beschikte. De schade was bovendien zo duidelijk dat er geen deskundige nodig was om die te constateren.
Volgens ASV heeft [gedaagde] geen redelijk belang bij zijn beroep op nietigheid van de dagvaarding, omdat die dagvaarding persoonlijk aan hem is betekend en hij in deze procedure is verschenen.
Ter comparitie heeft ASV de feitelijke gang van zaken rondom de totstandkoming van de koopovereenkomst, de proefvaarten, de levering van het schip en de reparatie van het roerlager mondeling nader toegelicht.
3.4. [gedaagde] beroept zich in de eerste plaats op nietigheid van de dagvaarding. Deze is betekend aan het woonadres van [gedaagde], waar in de onderhavige overeenkomst als domicilie de woonplaats van makelaar Joppe International is gekozen. Volgens [gedaagde] maakt het niet zoveel uit of het Weens Koopverdrag dan wel het Burgerlijk Wetboek in deze zaak van toepassing is. [gedaagde] betwist dat hij schadeplichtig is. Hij beroept zich op artikel 4.4 van de koopovereenkomst. ASV heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om het schip te laten inspecteren door externe deskundigen. Zij heeft het schip daarmee geaccepteerd in de staat waarin het zich bevond ten tijde van de inspectie (artikel 3.1), dus met lekkend roerlager. Dat is dus ook wat zij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. [gedaagde] heeft niet toegezegd dat hij het roerlager (op zijn kosten) zou repareren. Van enige garantie ten aanzien van het roerlager is geen sprake, van een wezenlijk gebrek evenmin.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank verwerpt het beroep op nietigheid van de dagvaarding op de voet van artikel 122 lid 1 Rv. [gedaagde] is, ondanks het gebrek waaraan het exploot van de dagvaarding lijdt, in het geding verschenen. Gesteld noch gebleken is dat het gebrek [gedaagde] onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
4.2. Het Nederlandse recht is op de onderhavige koopovereenkomst exclusief van toepassing, omdat partijen dat bij rechtskeuzebeding in die koopovereenkomst zijn overeengekomen. ASV stelt terecht dat daarmee toepassing van het Weens Koopverdrag niet is uitgesloten. Immers, krachtens het Nederlandse recht is het Weens Koopverdrag van toepassing op internationale koopovereenkomsten, voor zover bij dat verdrag is voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank moet het onderhavige zeiljacht evenwel worden aangemerkt als een zeeschip in de zin van – uitzonderingsbepaling – artikel 2 sub e van het Verdrag. Het Verdrag legt niet uit wat onder een zeeschip moet worden verstaan, zodat moet worden aangenomen dat daarmee wordt bedoeld een schip dat is bestemd tot gebruik op open zee. Hiervan is in dit geval sprake. Het schip is een zeewaardig zeiljacht. Het Weens Koopverdrag is dus niet van toepassing op de koopovereenkomst. Het geschil dient derhalve op grond van het gewone Nederlandse recht beoordeeld te worden.
4.3. [gedaagde] heeft niet weersproken dat een lekkend roerlager in de weg staat aan een goed functioneren van de stuurinrichting van het schip. Daarmee staat vast dat een niet lekkend roerlager een eigenschap is die voor een normaal gebruik van het schip nodig is. De enkele omstandigheid dat er geen onmiddellijk beletsel voor het zeilen met het schip bestond, maakt dit niet anders. Het gebrek dient verholpen te worden om verdere schade aan (de stuurinrichting van) het schip te voorkomen. Als op het moment van de koop het gebrek bestond, terwijl het door ASV niet behoefde te worden verwacht, beantwoordt het schip bij levering niet aan de overeenkomst.
4.4. Ter comparitie is door [naam [naam lid ASV], lid van ASV, verklaard dat ASV bij de eerste bezichtiging van het schip in februari 2005 had gezien dat er water in een ruimte achter in het schip onder het dek stond. De makelaar van [gedaagde] deelde mee dat het om schoonmaakwater ging en dat er geen lekkages waren. Bij de bezichtiging in april 2005 was [gedaagde] ook aanwezig. ASV heeft toen expliciet gevraagd of er lekkages waren. Dit werd van de zijde van [gedaagde] ontkend. ASV heeft bij rustig weer een proefvaart gemaakt en geen problemen geconstateerd. Vervolgens is op 8 mei 2005 de koopovereenkomst getekend. [gedaagde] had de week daarvoor met het schip deelgenomen aan een Regatta in Engeland. Een kennis van [naam lid ASV] deed ook mee en lag naast het schip van – toen nog – [gedaagde]. Hij hoorde dat [gedaagde] problemen had met lekkages aan het roerlager en dat hij hier al langer problemen mee had. Deze kennis heeft dit na het weekend van 8 mei 2005, dus na het sluiten van de koopovereenkomst, aan [naam lid ASV] doorgegeven. [naam lid ASV] heeft [gedaagde] daarnaar gevraagd op 15 mei 2005, toen ASV een tweede proefvaart hield. [gedaagde] heeft hem toen gezegd dat hij altijd al last had van lekkages bij het roerlager in meer of mindere mate. Bij deze tweede proefvaart was het weer aanmerkelijk onstuimiger dan tijdens de eerste. [naam lid ASV] constateerde dat er water binnenkwam bij het roerlager. [gedaagde] zei hem toen toe naar het probleem te laten kijken en de afdichting te vervangen.
4.5. [gedaagde] heeft zich ter comparitie door zijn raadsvrouw, mr. Almeida, laten vertegenwoordigen. Hij is niet zelf verschenen. [gedaagde] heeft niet weersproken, dat hij ten tijde van de onderhandelingen die hebben geleid tot het sluiten van de overeenkomst, wist dat het roerlager lekte. In het telefonisch contact met Mr. Almeida tijdens de comparitie heeft hij nog wel medegedeeld dat ASV ook van het lekkende roerlager wist, gelet op de proefvaarten die zijn gehouden. Hij weet echter niet of die proefvaarten voor of na het sluiten van de koopovereenkomst zijn geweest.
4.6. Uit het verhandelde ter comparitie, zoals dat blijkt uit het proces-verbaal (hierboven aangehaald) leidt de rechtbank af dat het gebrek ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bestond, dat [gedaagde] dat op dat moment wist en hiervan, ondanks daarop gerichte vragen van ASV, geen melding heeft gemaakt. [gedaagde] heeft zich aldus niet gehouden aan zijn mededelingsplicht. Deze plicht gaat voor de onderzoeksplicht van ASV.
4.7. Tussen het moment van koop en het moment van levering op 12 juni 2005 ontdekt ASV vervolgens het gebrek. ASV stelt dat zij zich het schip heeft laten leveren, uitgaande van de toezegging van [gedaagde] op 15 mei 2005 het gebrek te zullen laten herstellen. [gedaagde] betwist deze toezegging te hebben gedaan. Hij kan hierin echter niet worden gevolgd. In de email van 20 juni 2005 schrijft ASV aan de makelaar van [gedaagde]: “The repair of the gascet of the rudderbearing has not been successful. Even in calm sea we observe quite a lot of water coming into the yacht.” [gedaagde] antwoordt bij email van 27 juli 2005: “The rudder bearing is a sore point. It may require new “tunney” rollers. It will be best to discuss this with [F.M.] what can be done. I had hoped the matter was solved when we hauled the boat out of the water a couple of weeks ago.” Zowel de tekst, als de datering van deze emails staven de stelling van ASV. Tegenover de aldus gemotiveerde stelling van ASV is de betwisting van [gedaagde] bij conclusie van antwoord onvoldoende onderbouwd. Ter comparitie is hij op de gedetailleerde toelichting van [naam lid ASV] niet ingegaan.
4.8. Aldus is komen vast te staan dat het gebrek waarvan ASV de reparatiekosten vordert, bij [gedaagde] bekend was ten tijde van de koop, dat [gedaagde] hiervan op dat moment geen melding heeft gemaakt aan ASV en dat [gedaagde] voor de levering aan ASV heeft toegezegd het gebrek te zullen verhelpen. Onder deze omstandigheden is het beroep van [gedaagde] op de artikelen 3.1 en 4.4 in de koopovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Inspectie van het schip door ASV voor de levering zou overigens ook niets hebben toegevoegd, aan wat partijen niet al wisten op dat moment.
4.9. De rechtbank zal de vordering van ASV dan ook toewijzen. ASV heeft met overlegging van de factuur van Standfast Yachts de hoogte van de hoofdsom voldoende onderbouwd. De reparatie is in de winter van 2006 uitgevoerd, overeenkomstig de niet weersproken eigen suggestie van [gedaagde], het probleem tijdens de winterberging 2005/2006 aan te pakken. Het verweer van [gedaagde] dat het gebrek misschien wel in omvang is toegenomen door gebruik van het schip door ASV moet dan ook worden gepasseerd. Dat risico moet hij geacht worden met zijn suggestie te hebben aanvaard. Op het totaalbedrag voor de reparatie heeft ASV 25 % in mindering gebracht als correctie voor “nieuw voor oud”. Dit komt de rechtbank redelijk voor. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de wettelijke rente met ingang van 16 januari 2006 niet betwist, zodat deze eveneens zal worden toegewezen.
4.10. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu niet, in ieder niet voldoende onderbouwd, gesteld of gebleken is dat ASV kosten heeft gemaakt, anders dan ter voorbereiding van deze procedure, welke kosten reeds zijn begrepen in de proceskosten. Voor een afzonderlijke vergoeding is dan geen plaats.
4.11. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ASV van € 5.482,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 16 januari 2006 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ASV gevallen en tot dusver begroot op € 384,31 aan verschotten, waarvan € 300,-- griffierecht en € 84,31 dagvaardingskosten en op € 768,-- aan salaris van haar procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.}}
Source
Original in Dutch:
- available at the Dutch Courts website, www.rechtspraak.nl}}