Data

Date:
10-05-2004
Country:
Belgium
Number:
2003/AR/2026
Court:
Hof van Hoger Beroep, Gent
Parties:
N.V. Maes Roger, N.V. Kapa Reynolds

Keywords

LACK OF CONFORMITY OF GOODS - GOODS NOT FIT FOR ORDINARY USE (ART. 35(2) CISG)

BUYER'S OBLIGATION TO GIVE SELLER NOTICE OF LACK OF CONFORMITY WITHIN A REASONABLE TIME (ART. 39(1) CISG)

BUYER'S RIGHT TO AVOID (TERMINATE) CONTRACT (ART. 49(1) CISG)

OBLIGATION TO MITIGATE DAMAGES (ART. 77 CISG)

Abstract

A Belgian buyer and a French seller entered into a contract for the sale of plastic film. After the buyer discovered that the goods received were defective, it terminated the contract. The seller then sued the buyer claiming the remainder of the purchase price. The buyer counterclaimed seeking to obtain recovery of the price and damages.

The Court of First Instance ruled in favor of the seller. The buyer appealed.

The Appellate Court overturned the lower Court’s decision ordering the seller to pay damages. The Court first of all found that CISG applied because the rules of private international law led to the application of the law of France, a Contracting State (Art. 1(1)(b)CISG). Basing itself on a judicial appraiser’s report, the Court stated that the goods delivered were not fit for their ordinary use (Art. 35(2)(a) CISG). Moreover, the buyer had not forfeited its right to rely on the lack of conformity since it had given timely notice thereof to the seller (Art. 39 CISG).

The Court also found that the seller had not made any attempt to remedy its breach of the contractual obligations as required by Art. 48(1) CISG. Indeed, after being notified of the defects, the seller merely contested the non-conformity of the goods. Consequently, the Court held that the buyer was entitled to declare the contract terminated pursuant to Art. 49(1)(a) CISG.

Finally, the Court found that the buyer was entitled to recover foreseeable damages under Art. 74 CISG. However, in the Court’s view, the buyer had failed to take reasonable measures to mitigate damages as required by Art. 77 CISG, mainly because it did not conclude substitute transactions in order to replace the defective goods delivered by the seller. As a result, the amount of the damages awarded was reduced accordingly.

Fulltext

(...)

in de zaak van :

N.V. MAES ROGER, met maatschappelijke zetel te 8500 Kortrijk… en ingeschreven in het handelsregister te Kortrijk…

appellante, hebbende als raadsman mr. Rudy De Waele, advocaat met kantoor te 8500 Kortrijk…, alwaar woonstkeuze gedaan wordt,

tegen

N.V. KAPA REYNOLDS, vennootschap naar Frans recht, met maatschappelijke zetel te 92500 Rueil Malmaison (France).., ingeschreven in het handelsregister te Nanterre…

geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. Tillo Mestdagh, advocaat met kantoor te 8500 Kortrijk…, alwaar woonstkeuze gedaan wordt,

velt het Hofvolgend arrest:

Partijen werden gehoord in openbare terechtzitting en de stukken werden ingezien.

1 Gegevens van de zaak in beroep:

1.1 ROGER MAES NV stelde op 24 juni 1996 hoger beroep in tegen het vonnis van 3 juni 1996 van de vierde kamer van de rechtbank van koophandel te Kortrijk.

KAPA REYNOLDS NV vordert de ongegrondverklaring van dit hoger beroep en herneemt haar eis in betaling van een factuurschuld van 95.610,67 EUR (627.164,90 FRF), vermeerderd met de moratoire intresten vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de betaling, waarop de eerste rechter bij toepassing van artikel 19, 2° van het gerechtelijk wetboek een provisie van 49.578,70 EUR (2.000.000 BEF) heeft toegekend.

1.2 De blijvende betwisting betreft de levering op 10, 19 en 31 mei 1995 van plasticfolie door KAPA REYNOLDS NV aan ROGER MAES NV, waarvan de gerechtelijk deskundige - die de kortgedingrechter op 23 november 1995 heeft aangesteld - vaststelde, dat zij ernstige gebreken vertoonde. Uit het deskundigenverslag weerhoudt het Hof volgende relevante gegevens:

1.2.1 Wat de aard van de gebreken betreft stelde de gerechtelijk deskundige vast, dat een aantal rolkernen van de plastiekfolie - gefabriceerd door AMPLAS LTD en door KAPA REYNOLDS NV verkocht voor het omwikkelen van voorgedroogd gras - beschadigd waren, waardoor de rol moeilijker of helemaal niet op de wikkelmachine kon worden geplaatst en alle geraadpleegde loonondernemers, werknemers van loonondernemers en landbouwers volgende gebreken het meest aanklaagden: 'de folie is te dun, te licht en scheurt bij normaal gebruik; de folie is heterogeen, zowel op vlak van kleur als trekweerstand; bij het rekken wisselen lichtgekleurde zones af met donkergekleurde; bij het rekken treden lensvormige strengen, meer doorzichtige stroken op of gaatjes, waar de folie dan gaat scheuren'.

Tijdens de praktijkproef die de gerechtelijk deskundige organiseerde, scheurde één van de vijf rollen en werd bij een andere rol het verschijnsel "windowing" vastgesteld, dit is het optreden van blekere en intenser gekleurde stroken bij het uitrekken van de folie. Verder werden bij het afwikkelen van de folie vastgesteld dat er frequent stofdeeltjes of andere onzuiverheden voorkwamen tussen twee lagen folie.

1.2.2 Het onderzoek dat BECETEL, Belgian Research Centre for Pipes and Fittings van de Universiteit te Gent naar de trekkarakteristieken en de kwaliteit van de folie uitvoerde, wijt het scheuren van de folie aan onzuiverheden die bij de fabricatie tijdens het oprollen tussen de folie terecht kwam.

1.2.3 Op grond van de uitgevoerde enquête, vaststellingen en verklaringen tijdens de verschillende plaatsbezoeken, resultaten van de praktijkproef en het onderzoek dat BETECEL uitvoerde legde de gerechtelijk deskundige de technische en feitelijke verantwoordelijkheid voor de gebreken bij de fabrikant van de folie, AMPLAS Ltd.

1.2.4 De gerechtelijk deskundige raamde de schade die ROGER MAES NV heeft geleden als gevolg van de omzetdaling, die hij toeschrijft aan de gebrekkige levering, op 29.894,12 EUR (1.205.926 BEF) per jaar en liet het oordeel over het aantal jaren dat ROGER MAES NV aanspraak kan maken op dit inkomstenverlies over aan de rechtbank.

Hij was wel van oordeel dat, naast een vergoeding voor een termijn van 5 jaar nodig voor reconversie, ROGER MAES NV ook schade heeft geleden tijdens de termijn van drie jaar dat partijen met het oog op een minnelijke regeling met elkaar hebben onderhandeld (…).

In zijn voorverslag was hij tot deze begroting gekomen op de overwegingen,dat - waar de kwaliteit niet voldeed- de klanten de geleverde folie niet hebben betaald en ROGER MAES een belangrijk aandeel van de wikkelfolie, namelijk 32%, niet heeft kunnen verkopen.

Ingevolge de slechte ervaring met de folie en het uitblijven van een regeling met de leverancier zou ROGER MAES NV bij de misnoegde klanten ook geen andere producten uit haar traditioneel aanbod meer hebben kunnen verkopen of diensten hebben kunnen presteren: zaaizaden, plastiek, andere grondstoffen, doorzaaien van weiden.

Door de negatieve mond aan mond reclame zou het vertrouwen in ROGER MAES NV bij een belangrijk deel van het potentieel koperspubliek en specifiek bij het overige cliënteel aangetast geweest zijn. De verkopers, werkzaam voor ROGER MAES NV zouden geen omzet meer gehaald hebben en zouden opgezegd of ontslag gegeven hebben.

Vooral in Wallonië, waar het grootste deel van het cliënteel van de wikkelfolie was gevestigd en waar ROGER MAES NV op basis van de door KAPA REYNOLDS NV gehanteerde eenheidsprijzen, voor [4.169.024 - 1.386.738 - 319.869 =] 2.462.417 BEF aan plastiekfolie heeft geleverd, zou het commercieel en financieel een ramp geworden zijn. De gemiddelde omzet in 1992-'93, 1993-'94 en 1994- '95 [(5.922.151 + 7.611.061 + 6.145.699) / 3 =] was er 6.559.637 BEF tegenover een gemiddelde omzet in de laatste drie jaar van [(1996-97-98: 2.117.431 + 1998-99: 1.252.567) / 3 =] 1.123.333 BEF, wat een omzetdaling op jaarbasis van [6.559.637- 1.123.333 =] 5.436.304 BEF betekende; de brutowinst van ROGER MAES NV bedroeg in de jaren 1993-'94, 1994-'95 en 1995-'96 gemiddeld 30,18% uitgedrukt t.o.v. de aankopen en 23,18% t.o.v. de verkopen, waardoor een omzetdaling van 5.436.304 BEF aanleiding gaf tot een terugloop van de brutowinst van [5.436.304 x 0,2318 =] 1.260.135 BEF, wat overeenstemt met 51,17% van de aankoopprijs van de folie [1.260.135 BEF verlies in verhouding tot de aankoopprijs van 2.462.417 BEF van de in Wallonië verkochte plastiekfolie].

In zijn voorverslag weerhield hij dat in Vlaanderen - zo een identieke verhouding in aanmerking werd genomen en rekening houdend met het feit dat er alleen aan de twee klanten voor 319.869 BEF wikkelfolie werd geleverd - dit aanleiding zou gegeven hebben tot een terugloop van de brutowinst met [319.869 x 0,5117 =] 163.677 BEF.

Bij het begroten van het uitbatingverlies ingevolge de plastiekfolie van slechte kwaliteit trok de gerechtelijk deskundige van de gederfde bruto-omzet de minderkosten af, die de minderomzet aan plastiekfolie meebracht Hierbij weerhield hij dat het impact van de slechte folie op het volume aan kosten moeilijk, zo niet onmogelijk te begroten is, zodat hij bij wijze van billijke benadering 217.886 BEF aan minderkosten verrekende.

Aldus kwam hij in zijn voorverslag tot een schade van [Wallonië: 1.260.135 BEF + Vlaanderen: 163.677 BEF - minderkosten:

217.886Fr =] 1.205.926 BEF of 29.894,12 EUR per jaar en adviseerde hij om deze vergoeding gedurende 8 jaar, of 9.647.408 BEF of 239.153,00 EUR toe te kennen, rekening houdende met de vertraging in de onderhandelingen tussen partijen waardoor drie jaar verloren zouden gegaan zijn en waar 5 jaar nodig zouden zijn voor een reconversie van de activiteiten van ROGER MAES NV.

1.2.5 Verder weerhield hij dat ROGER MAES NV niet tot de betaling van de gebrekkige plastiekfolie kon gehouden zijn en gerechtigd was op de terugbetaling van de al uitgevoerde betaling van de eerste factuur van KAPA REYNOLDS NV.

Hij was van oordeel dat ROGER MAES NV aldus voor alle schade die zij heeft geleden vergoed werd, met uitzondering van (1) bepaalde meeruitgaven en kosten waarvan de bewijsstukken niet werden voorgelegd en (2) vorderingen van klanten voor schadevergoeding ingevolge levering van de minderwaardige folie. In zijn tussenverslag ging hij uit van de veronderstelling, dat tot dan geen enkele klant ROGER MAES NV in gebreke heeft gesteld voor de schade die zijn bedrijf heeft geleden ingevolge de minderwaardige kwaliteit van de wikkelfolie, maar zo dergelijke vorderingen zou worden ingesteld, de leveranciers van de folie ook deze schade zou moeten vergoeden.

1.3 Op grond van de conclusies van de gerechtelijk deskundige vordert ROGER MAES NV (1) de ontbinding van de koop/verkoop van de plastiekfolie en de betaling, (2) de vernietiging van het vonnis van de eerste rechter waarbij hij werd veroordeeld tot de betaling van een provisie van 49.578,70 EUR (2.000.000 BEF) vermeerderd met de gerechtelijke intresten vanaf 3 juni 1996 en (3) de betaling van een schadevergoeding van 314.060,27 EUR (12.669.160 BEF), vermeerderd met de gerechtelijke intresten vanaf 21 maart 1996.

1.4 KAPA REYNOLDS NV betwist de vordering van ROGER MAES NV, waar ROGER MAES NV de leveringen op 10, 19 en 31 mei 1995 heeft aanvaard en laattijdig - na de doorverkoop van 71% van de nog niet-betaalde goederen, waarvoor het eigendomsvoorbehoud van de niet-betaalde verkoper werd bedongen - de kwaliteit ervan op 7 augustus 1995 heeft geprotesteerd.

Zij vordert de betaling van haar facturen, vermeerderd met de verwijlintresten vanaf de vervaldata overeenkomstig artikel 78 van het Weens Koopverdrag, dat de verhouding tussen de partijen zou beheersen bij toepassing van artikel 3 van het Haags verdrag van 15 juni 1955.

Zij stelt verder dat ROGER MAES NV- bij toepassing van artikel 38 en 39 van het Weens Koopverdrag- haar recht op een ontbinding van de verkoop wegens een niet-conforme levering heeft verloren.

In ondergeschikte orde betwist zij de gegrondheid van de door ROGER MAES NV gevorderde schadevergoeding en intresten. Zij stelt dat de gerechtelijk deskundige de schade op vrij arbitraire wijze heeft begroot en niet afdoende heeft verantwoord; daarenboven zou hij voorbijgegaan zijn aan de schadebeperkingplicht, die – zoals bepaald in artikel 77 van het Weens Koopverdrag- op ROGER MAES NV als koper rustte.

2 Beoordeling

2.1 Het Weens Koopverdrag van 11 april 1980 inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken beheerst de verhouding tussen partijen:

- Het verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht van toepassing op verbintenissen uit overeenkomsten laat in artikel 21 de toepassing van internationale verdragen, waarbij een verdragsluitende staat partij is, onverlet.

- België was partij bij het Haags Koopverdrag van 15 juni 1955, dat het eerst vanaf 1 september 1999 heeft opgezegd, zodat de verwijzingsregels uit dit verdrag moeten toegepast worden op geschillen met betrekking tot verkopen die vóór de opzegging werden afgesloten (zie B.S. van 30 juni 1999).

- De Belgische koper (ROGER MAES NV) en de Franse verkoper (KAPA REYNOLDS NV) blijken hier geen wet aangewezen te hebben, die hun verhoudingen zou regelen, zodat bij toepassing van artikel 3, lid 1 van het Haags Koopverdrag van 15 juni 1955 hun verhouding wordt beheerst door de interne wet van het land, waar KAPA REYNOLDS NV als verkoper haar verblijf had op het ogenblik waarop zij de order ontving.

- Het Weens koopverdrag van 11 april 1980 trad in Frankrijk met ingang van 1 januari 1988 in werking en beheerst dan ook de koop/verkoopverhouding tussen partijen.

2.2 Uit de vaststellingen van de gerechtelijk deskundige volgt dat de plastiekfolie niet geschikt was voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt (artikel 35, 2 - a van het Weens Koopverdrag).

2.3 Bij toepassing van artikel 36, 2 van het Weens Koopverdrag is KAPA REYNOLDS NV aansprakelijk voor elk niet beantwoorden van de plastiekfolie aan de overeenkomst hetwelk optrad na de risico overdracht op de koper en die te wijten is aan een tekortkoming in de nakoming van een van zijn verplichtingen, waaronder begrepen een garantie dat de zaken gedurende een bepaalde tijd geschikt moesten blijven voor het doel waarvoor zij normaal bestemd waren.

2.4 Overeenkomstig artikel 39 van het Weens Koopverdrag is ROGER MAES NV hier niet vervallen van zijn recht om zich op de niet-conformiteit te beroepen, waar zij (1) de vordering binnen de twee jaar inleidde en (2) KAPA REYNOLDS NV op 7 augustus 1995 schriftelijk op de hoogte bracht van het scheuren van de plastiekfolie, nadat zij KAPA REYNOLDS NV al in juni 1995 had betrokken bij visuele vaststellingen op het terrein (…). Het scheuren van de folie was geen gebrek dat zich manifesteerde op het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen, maar eerst aan het licht kwam op het ogenblik van het gebruik van de plastiekfolie.

2.5 KAPA REYNOLDS NV liet na om - binnen een redelijke termijn en zonder dat dit een onredelijk ongerief voor ROGER MAES NV zou uitgemaakt hebben of waarbij ROGER MAES NV niet in het ongewisse werd gelaten over de vergoeding van haar al gemaakte kosten – de tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen te herstellen (artikel 48, 1 van het Weens Koopverdrag). Zij heeft de klacht van ROGER MAES NV betreffende de slechte kwaliteit van de geleverde plastiekfolie afgewezen in haar antwoord van 10 augustus 1995 en gaf aan de herhaalde klachten die ROGER MAES NV op 30 augustus, 4 september en 12 oktober 1995 geen verder nuttig gevolg; zij herhaalde in haar brief van 17 oktober 1995 dat naar haar oordeel de plastiekfolie voldeed (‘Nous confirmons notre jugement que l’état de la plastique recouvrant les balles était satisfaisant’), waarop ROGER MAES NV zich verplicht zag om haar op 20 oktober 1995 in kortgeding in aanstelling van een gerechtelijk deskundige te dagvaarden.

2.6 Overeenkomstig artikel 49, 1 - a van het Weens Koopverdrag kon ROGER MAES NV de overeenkomst ontbonden verklaren uit hoofde van de wezenlijke tekortkoming, zoals zij uit het deskundigenverslag volgt. Zij heeft dit ook binnen redelijke termijn gedaan, waar zij al op 7 augustus 1995 aanspraak maakte op een creditnota, gezien de plastiekfolie niet verder kon gecommercialiseerd worden (artikel 49, 2 - b - ii van het Weens Koopverdrag).

2.7 Overeenkomstig artikel 74 van het Weens Koopverdrag heeft ROGER MAES NV enerzijds recht op een schadevergoeding gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst, die evenwel niet hoger mag zijn dan de schade die KAPA REYNOLDS NV bij het sluiten van de overeenkomst voorzag of moest voorzien als mogelijk gevolg van de tekortkoming, gegeven de feiten die KAPA REYNOLDS NV kende of die zij had behoren te kennen; anderzijds moest ROGER MAES NV overeenkomstig artikel 77 redelijke maatregelen treffen tot beperking van de uit de tekortkoming voortvloeiende schade, met inbegrip van de gederfde winst en kan KAPA REYNOLDS NV een vermindering van de schadevergoeding verlangen ten belope van het bedrag waarmee het verlies had moeten worden beperkt. Van een handelaar mag verwacht worden dat hij de verstoring van de handelsbetrekkingen met zijn klanten als gevolg van gebrekkige leveringen over een maand op passende wijze het hoofd biedt.

- ROGER MAES NV gaf al op 7 augustus 1995 te verstaan dat zij de ontbinding van de verkoop voorstond wegens de ernstige gebreken die de commerciële verkoop onmogelijk maakten en heeft zij niet aangedrongen op een vervanging van de plastiekfolie. Dit laatste is begrijpelijk, aangezien zij de juiste oorzaak van de ernstige gebreken niet kende, en van dan af had zij bij toepassing van artikel 75 van het Weens Koopverdrag het recht op het verschil tussen de verkoopprijs die zij voor de goederen aan KAPA REYNOLDS NV had moeten betalen en de prijs van een dekkingskoop.

- ROGER MAES NV was tegenover zijn eigen Belgisch cliënteel vrijwaring verschuldigd voor de ernstige gebreken, die zij vaststelde en erkende. Zo zij van oordeel was dat het niet-vervangen van de uitgevoerde bestelling de relaties met haar cliënteel ernstig kon bezwaren en zij niet kon volstaan met het niet in rekening brengen van de geleverde plastiekfolie, dan behoorde het haar de verdere schade die zij uit hoofde van het verlies van haar goede faam bij het cliënteel kon oplopen of de eigen schade die het cliënteel als gevolg van het uitblijven van een dekkingskoop zou kunnen lijden, te beperken door in de vervangende verkoop te voorzien.

- Zij had of moet verondersteld worden hiertoe de middelen te hebben gehad, nu zij - op een de eerste factuur van 12.201,27 EUR (80.035,10 FRF) na - de drie volgende facturen voor de sommen van 10.551,00 EUR (69.210,00 FRF), 46.051,80 EUR (302.080,00 FRF) en 51.222,87 EUR (336.000,00 FRF) ontbetaald heeft gelaten; en het gegeven dat zij niet in een dekkingskoop heeft voorzien en evenmin de facturen van KAPA REYNOLDS NV vereffende, wettigde het vermoeden dat zij zich een onrechtmatig krediet op KAPA REYNOLDS NV verschafte, wat de eerste rechter ongetwijfeld aanzette om haar op 3 juni 1996 tot de betaling van een provisie van 49.578,70 EUR (2.000.000 BEF) te veroordelen.

Het omzetverlies dat de gerechtelijk deskundige weerhield en zonder veel verdere bewijsvoering volledig toeschrijft aan de gebrekkige leveringen die KAPA REYNOLDS NV uitvoerde, kan dan ook in grote mate bij toepassing van artikel 77 van het Weens Koopverdrag niet toegekend worden.

2.8 Uit het deskundigenverslag volgt nergens, dat de gerechtelijk deskundige andere mogelijke oorzaken voor het omzetverlies in overweging nam. Het vaststaand verlies aan klanten schreef hij volledig toe aan de gebrekkige leveringen die KAPA REYNOLDS NV uitvoerde, alhoewel vast staat dat de eerste handelsbetrekkingen tussen partijen op de betwiste leveringen betrekking hadden, in de tijd beperkt bleven tot een kleine maand en niet werden verder gezet.

De gerechtelijk deskundige deed geen enkel onderzoek naar de goede werking en organisatie van ROGER MAES NV, naar haar solvabiteit en liquiditeit en naar de verhouding tussen haar eigen kapitaal en de schuldenlast. Concrete vaststellingen die zouden toelaten om de aanzienlijke verliezen over de boekjaren 1997/98 en 1998/99 aan de betwiste leveringen toe te schrijven, ontbreken alsook enige concrete aanwijzing dat de vertegenwoordigers op grond van deze betwiste leveringen in het najaar 1996 hebben afgehaakt.

- Uit de schaarse gegevens die terzake aan de gerechtelijk deskundige werden voorgelegd volgt, dat in het boekjaar 1993/1994 een verlies van 113.351,64 EUR (4.572.594 BEF)

werd geleden en in het boekjaar 1994/95 een kleine winst van 1.726,13 EUR (69.632 BEF) werd gehaald. Daartegenover staat dat slechts een klein verlies van 1.154,27 EUR (46.563 BEF) werd geleden in het boekjaar 1995/96, waarin de gevolgen van de gebrekkige levering zich zouden moeten gemanifesteerd hebben aangezien elk boekjaar op 30 juni eindigt, de aankopen in mei gebeurden en het volle verkoopseizoen zich situeert in de zomermaanden of het begin van een nieuw boekjaar. In het daaropvolgend boekjaar 1996/97 werd opnieuw een winst van 3.053,30 EUR(123.170 BEF) gemaakt – daarenboven het hoogste winstcijfer dat overgelegd wordt - waarna in de volgende boekjaren 1997/98 en 1998/99 opnieuw zware verliescijfers, respectievelijk 50.111,48 EUR (2.021.492 BEF) en 41.804,96 EUR (1.686.408 BEF), werden geleden en die de deskundige blijft toeschrijven aan de gebrekkige leveringen die in uitsluitend in mei 1995 hebben plaats gevonden.

- Uit het deskundigenverslag citeert het Hof nog volgende alinea’s:

‘Ondergetekende heeft ervaren dat uit de boekhoudkundige documenten van ROGER MAES NV maar een zeer partieel deel van de informatie kan geput worden, die zou moeten beschikbaar zijn om een gefundeerd en sluitend antwoord te kunnen geven op de vragen die de rechtbank stelt. Anderzijds is de interpretatie van de resultatenrekening voor de opeenvolgende boekjaren moeilijk en delicaat en moeten bepaalde indicaties met de nodige omzichtigheid worden beoordeeld teneinde geen voorbarige, foutieve conclusies te formuleren’.

(...)

‘Hierdoor kan op een aantal vragen van de raadslieden geen antwoord gegeven worden en kon ondergetekende zich enkel steunen op een beperkt aantal gegevens. De berekende

kengetallen en een aantal indicaties vormden de basis van het advies in het aanvullend voorverslag’ (punt 1.2.4 hierboven bevat de relevante gegevens terzake).

(...)

‘In dit verband is het onder meer niet mogelijk om, zoals Mr. Deleu vraagt, de omzet op te splitsen per product.’

(...)

‘Toen in het najaar van 1996 de vertegenwoordigers afhaakten, viel de verkoop in Wallonië praktisch volledig stil’.

- Het Hof stelt vast dat de gerechtelijk deskundige zijn conclusies betreffende het omzetverlies en de reconversie die zich voor het bedrijf nog over de jaren 1998/99 tot 2003/04 blijkt op te dringen na een tijdsverlies over drie jaar expertise, niet afdoende fundeert en geloofwaardig maakt. ROGER MAES NV heeft het bewijs van zijn schade en de overlegde gegevens leveren hiervan slechts in zeer geringe mate het bewijs.

2.9 Het Hof begroot de schade van ROGER MAES NV aldus op:

- de waarde van de goederen, die hij in mei 1995 betaalde, zij op 11.774,94 EUR (475.000 BEF), vermeerderd met de intresten vanaf 1 juni 1995 tot aan de betaling;

- een omzetverlies begroot op 10% van 1.205.926 BEF of2.987,19 EUR (120.503 BEF), vermeerderd met de intresten vanaf 1 juni 1995 tot aan de betaling, wat in ruime mate het verlies van 1.154,27 EUR (46.563 BEF) goed maakt dat ROGER MAES NV in 1995/96 leed.

2.10 Het Hof laat de kosten van de expertise voor 1/3 de aan de zijde van ROGER MAES NV vallen, waar zijn aanspraken op een schadevergoeding - die hij de gerechtelijk deskundige liet uitvoeren -manifest ongegrond en/of onbewezen bleven.

OP DEZE GRONDEN,

HET HOF,

Op tegenspraak en gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond.

Vernietigt het bestreden vonnis.

Verklaart de eis van ROGER MAES NV ontvankelijk en gegrond voor 14.762,03 EUR, vermeerderd met de vergoedende intresten tot aan de dagvaarding en vanaf dan gevolgd door de gerechtelijke intresten aan de wettelijke intrestvoet tot aan de betaling.

Verwijst KAPA REYNOLDS NV in 2/3den van de expertisekosten van € 9.322,23, zij € 6.214,82 en in alle andere gedingkosten, die het Hof aan de zijde van ROGER MAES NV vaststelt op:

- dagvaarding kortgeding € 228,24

- idem: € 56,92

- rechtsplegingvergoeding kortgeding: € 99,16

- rechtsplegingvergoeding eerste aanleg: € 297,47

- rolrechten € 185,92

- uitgavenvergoeding: P.M.

- rechtsplegingvergoeding in hoger beroep: € 456,12.

(…)}}

Source

Published in original:
- available at the University of Leuven website, http://www.law.kuleuven.be/

Translation in English:
- available at the Pace University website, http://www.cisg.law.pace.edu/}}